Afgelopen vrijdag was ik te gast op een Amerikaans marineschip in de haven van Amsterdam. Dit voor de viering van 4 juli, Independence Day. Het fregat USS Elrod lag afgemeerd bij de hoofdstedelijke passagiersterminal aan het IJ, achter zo’n drijvend flatgebouw dat ook wel ‘cruiseship’ wordt genoemd. Een zielig ogende passagier zat eenzaam op zijn minibalkon te staren naar de terminal.
Het was voor het eerst sinds de aanslagen van 11 september 2001 dat een Amerikaans marineschip een bezoek bracht aan de hoofdstad. In Rotterdam was dat al eerder het geval, daar bezocht ik in 2005 een receptie aan boord van de USS Saipan. Deze twee bezoeken gaven me een mooi inzicht in het verschil tussen Amsterdam en Rotterdam.
In Amsterdam lag het marineschip pal tegenover het restaurant ‘Fifteen Amsterdam’, waar relatief kansarme jongeren al doende het culinaire vak kunnen leren op basis van het concept van mediakok Jamie Oliver. Ook het kantoor van Greenpeace is in dit pand gevestigd. En op de tweede etage hing een levensgroot plakkaat: ‘Make Peace, Not War’, een boodschap die kennelijk gericht was aan de Amerikaanse bezoekers. Nee, dan Rotterdam. Daar lag het schip aan de Holland-Amerikakade, waar ik ooit als jongetje een oom en tante die naar Canada emigreerden uitzwaaide. Er staat nu ook een groot kantoorgebouw.
En nu komt het: daar geen opwekkende boodschappen in de zin van ‘Make Peace, Not War’. In plaats daarvan hadden een aantal dames (neem ik aan) met koeienletters hun 06-nummer tegen het raam geplakt. Hopend op een leuke date met een stoere Amerikaanse matroos? Twee heel verschillende steden, Amsterdam en Rotterdam.