(In het kader van onze ‘lezersservice’ hierbij een aantal hoofdpunten uit een nieuwe Kamerbrief over de ‘buitenlandspolitieke’ (wat een lelijk woord!) aspecten van het internationaal terrorisme. De volledige tekst hun u hier vinden.)
(…) De val van het Taliban-regime in Afghanistan heeft de kracht van Al Qa’ida na 2001 onmiskenbaar doen afnemen. Geconstateerd moet echter worden dat de organisatie het afgelopen jaar zich enigszins heeft kunnen herstellen
+++++
Met name in de regio Noord-Afrika/Sahel is de dreiging toegenomen. De aansluiting van de Groupe Salafiste pour la Prédication et le Combat (GSPC) bij Al Qai’da heeft geleid tot het ontstaan van Al Qa’ida in de Maghreb (AQIM). AQIM heeft de afgelopen tijd de aandacht op zich gevestigd met enkele bloedige aanslagen. Organisaties als AQIM beschikken ook over netwerkcontacten in landen in West-Europa en recente arrestaties in Oostenrijk en Duitsland tonen aan dat zij ook een potentiële dreiging vormen voor Nederland.
+++++
Zoals bekend wordt in VN-kader al jaren onderhandeld over een alomvattend antiterrorismeverdrag, met als knelpunt een definitie van terrorisme. De onderhandelingen over dit verdrag liggen op dit moment stil.
+++++
De regering is van mening dat verdachten van terroristische misdrijven voor het Internationaal Strafhof gebracht kunnen worden, indien hun daden zo ernstig zijn dat ze kwalificeren als een van de misdaden waarvoor het Strafhof rechtsmacht heeft
+++++
Een ontwikkeling die door de regering met specifieke zorgen wordt gevolgd, vormt de discussie rond het gebruik van bepaalde methoden om informatie te verkrijgen over mogelijke betrokkenheid bij terroristische activiteiten. Nederland is van mening dat het folterverbod absoluut is en dat derhalve geen derogaties kunnen worden geaccepteerd. Over het aspect van de extraordinary renditions heeft de regering regelmatig met de Kamer van gedachten gewisseld. De regering acht deze onder alle omstandigheden onaanvaardbaar.
+++++
Het is van belang dat de huidige generatie terroristen wordt bestreden, maar het is zeker zo belangrijk om te voorkomen dat een nieuwe generatie terroristen wordt ‘ opgeleid’ onder invloed van radicaliseringsprocessen (…) de regering ziet ook een duidelijke noodzaak tot inzet van het buitenlands beleid bij de aanpak van dergelijke processen
+++++
Hoewel onvergelijkbaar met de periode voor de val van de Taliban, zorgen extremisten voor instabiliteit in Afghanistan. De terroristische activiteiten en gedeeltelijke ‘Talibanisering’ in het Afghaans-Pakistaanse grensgebied heeft ook invloed op de veiligheidssituatie van Afghanistan
+++++
Een andere regio van aandacht vormt Noord-Afrika/Maghreb. Zoals hierboven vermeld is de potentiële terroristische dreiging in die regio een bron van zorg voor de regering. Met de totstandkoming van AQIM is een toegenomen dreiging waargenomen, die mogelijk naar Europa kan uitstralen. Juist vanwege de regionale onderlinge verbanden tussen landen acht de regering het van belang dat met landen als Marokko en Algerije nauw wordt samengewerkt teneinde het terrorisme in die regio en de invloed van AQIM terug te dringen
+++++
Ten slotte zij de samenwerking met Indonesië gememoreerd. Nederland heeft de afgelopen jaren activiteiten van het Jakarta Center for Law Enforcement Cooperation (JCLEC) financieel ondersteund en ook o.a. bijgedragen aan een project op het terrein van luchthavenbeveiliging. Het land heeft, in vergelijking met andere islamitische landen, inmiddels relatief goede ervaringen opgedaan met deradicalisering van Indonesische radicalen
+++++
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de Motie van het lid Çörüz c.s. waarin de regering wordt verzocht met voorstellen te komen voor een in Nederland te vestigen antiterrorisme-instituut. Zoals ik de Kamer toezegde zal de regering nader onderzoek verrichten om een en ander te realiseren. Ik hoop u hierover binnen enkele maanden nader te kunnen berichten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
17 juli 2008