Zaterdag is het een week geleden dat De Telegraaf een flinke impuls gaf aan de discussie over (en het a.s. onderzoek naar) de Nederlandse (politieke) steun voor de Amerikaanse inval in Irak in 2006. In dat artikel ging het vooral over de AIVD en het door die dienst klakkeloos overnemen van informatie van buitenlandse inlichtingendiensten. De Commissie-Davids (en de Tweede Kamer) zullen de kwestie verder onder de loep nemen. De rol van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst MIVD destijds is in de recente publiciteit nog op de achtergrond gebleven, maar zal de komende tijd wel veranderen.
Terug naar 2003. De AIVD zat toen tot over zijn oren in de problematiek van het jihadistisch terrorisme en dat ging ten koste van andere klussen, zoals het in de gaten houden van het buitenland, een taak van de Directie Inlichtingen Buitenland. Veel tijd en menskracht om baanbrekende intelligence-resultaten te boeken ten aanzien van Irak zullen er niet zijn geweest, en datzelfde zal wel het geval zijn voor het kritisch tegen het licht houden van inlichtingenproducten van zusterdiensten als het Britse MI6, waarover De Telegraaf berichtte.
Toch meldde de regering op 27 september 2004 in antwoord op Kamervragen: “de informatie die het kabinet aan de Tweede Kamer over massavernietigingswapens in Irak heeft verstrekt, berustte mede op analyses van de AIVD.” De brief meldt concreet alleen ‘verwervingspogingen’, m.a.w. pogingen van buitenlandse actoren om in Nederland (grondstoffen voor) kwalijke spullen te kopen.
Maar wat mij na al die jaren nog steeds bijzonder boeit is één zinnetje uit een brief aan de Tweede Kamer van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Jaap de Hoop Scheffer. Het gaat om de allerlaatste zin, bij wijze van spreke een voetnoot. Hoe was de regering tot haar standpunt gekomen? “Ten slotte beschikte de regering over de inlichtingen die de MIVD en de AIVD uit eigen bronnen hebben”. Kijk dáár zou ik graag meer over willen weten!
—————
De situatie in het Midden-Oosten
Kamerbrief van de minister van Buitenlandse Zaken
22 augustus 2003
De regering heeft steeds onderstreept dat haar standpunt zou afhangen van de mate waarin Irak resolutie 1441 naleefde en dat zij zich hierover een eigen oordeel zou vormen. In haar uiteindelijke oordeelsvorming heeft de regering zich gebaseerd op een breed spectrum aan informatie.
Zij heeft zich primair laten leiden door de openbare rapportages van UNSCOM, de IAEA en UNMOVIC, in het bijzonder het reeds genoemde UNMOVIC werkdocument van 6 maart 2003. De bijlage bij de brief van 18 maart jl. bevat een analyse van wat er uit UNSCOM, UNMOVIC en IAEA rapportages bekend was, en gaat in op de 128 openstaande vragen uit het werkdocument van UNMOVIC van 6 maart jl.
Verder heeft de regering kennisgenomen van een aantal openbare inlichtingendocumenten en -presentaties van vooral de VS en het VK, waaronder het Britse inlichtingenrapport van september 2002 en de presentatie van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Powell in de VN-Veiligheidsraad van 5 februari 2003. In de uiteindelijke oordeelsvorming is deze informatie alleen betrokken na zorgvuldig te zijn getoetst door de MIVD en AIVD.
Daarnaast werden sommige buitenlandse inlichtingen met betrekking tot Irak op vertrouwelijke basis gedeeld, zowel tussen inlichtingendiensten als in NAVO-kader. Ook binnen de exportcontroleregimes waar Nederland lid van is, zoals de Australiëgroep (AG), de Nuclear Suppliers Group (NSG) en het Missile Technology Control Regime (MTCR) delen landen vertrouwelijke informatie. Ten slotte beschikte de regering over de inlichtingen die de MIVD en de AIVD uit eigen bronnen hebben.