Dutch Recognize the Limits of Their Afghan Approach

Onder bovenstaande titel stond er deze week in de Amerikaanse krant de New York Times  een interessant artikel over de Nederlandse aanpak van de ISAF-taken in de Afghaanse provincie Uruzgan. Aan het woord komen ondermeer Peter Mollema van het ministerie van Buitenlandse Zaken en generaal Peter van Uhm. De VS zouden geïnteresseerd zijn in het ‘Nederlandse model’, maar Mollema waarschuwt er in de krant voor dat dit model niet 1:1 kan worden vertaald naar andere Afghaanse provincies, zeker niet naar die provincies waar er meer en fanatiekere tegenstanders aanwezig zijn. “Though ‘elements of what we’re doing can be copied, replicated in other provinces’, it is impossible to use the model where violent extremists are more numerous and hard-core.”

Overigens heeft de NAVO-commandant voor Zuid-Afghanistan, generaal Mart de Kruif, eerder publiekelijk verklaard dat er helemaal geen sprake is van een typisch Nederlandse aanpak. In NRC/Handelsblad van 25 maart j.l. zegt De Kruif:  ‘Ik denk dat de gevechtseenheden en het reconstructieteam er prima werk leveren, al maakt dat niet het verschil met de Britten, Amerikanen en Canadezen in de andere provincies. Ook zij integreren het militaire werk met maatregelen voor bestuur en opbouw. Als ik ergens kromme tenen van krijg is het wel de term Dutch approach.’

Een kritische noot in het New York Times-artikel komt van Gilles Dorronsoro van de denktank Carnegie Endowment for International Peace. Hij omschrijft het werk van de Task Force Uruzgan als ‘defensief van aard’, getolereerd door de Taliban omdat ze zich niet bedreigd zouden voelen en, zegt Dorronsoro, als de Nederlanders vertrekken zouden de Taliban de zaak binnen enkele uren overnemen.

Over Hans de Vreij

Retired Dutch journalist. Covered EU, NATO, UN, security & defense. Was correspondent in Berlin, Brussels, Geneva, Prague. Studied Russian language & literature.
Dit bericht werd geplaatst in Afghanistan, Defensie, Uruzgan, Verenigde Staten. Bookmark de permalink .