Zondag zat de klus er op. Generaal-majoor Mart de Kruif droeg zijn functie als NAVO-commandant voor de zes zuidelijke provincies van Afghanistan over aan zijn Britse ranggenoot Nick Carter. 40.000 man had De Kruif onder zijn bevel, een record voor een Nederlandse generaal. Ruwweg de helft van hen Amerikanen, ook iets dat een modale Nederlandse commandant niet dagelijks overkomt.
Voor zijn vertrek naar Afghanistan sprak generaal De Kruif met de Wereldomroep over zijn verwachtingen. Vlak voor het eind van zijn periode van twaalf maanden als regionaal commandant van de International Security Assistance Force sprak hij opnieuw met de Wereldomroep. Een terugblik.
Voor uw vertrek zei u dat Centraal-Helmand en de stad Kandahar bovenaan uw prioriteitenlijst stonden.
Die prioriteitenlijst is nog steeds hetzelfde, dit zijn de gebieden waar het om gaat. Maar je kunt ze niet op één lijn stellen. Kandahar is belangrijk langs alle operatielijnen: bestuur, ontwikkeling, en veiligheid. Omdat het in de perceptie van de Afghanen een stad is met symbolische betekenis. Centraal-Helmand ligt veel meer op de veiligheidslijn, met name omdat daar de verbinding is tussen de opiumhandel en de Taliban. Dat heeft grote invloed op de veiligheid. We hebben daar het afgelopen jaar heel veel aan gedaan. Rond Kandahar-Stad hebben we twee dingen gedaan: veel meer troepen eromheen, vooral de extra Amerikaanse troepen, en veel meer mentoring-capaciteit binnen de stad zelf gedaan, met name voor de Afghaanse politie. En dat is vrij succesvol geweest als je kijkt naar de veiligheid in Kandahar-Stad.
In Centraal-Helmand hebben we een grote operatie gehad van de Britten en ook de ontplooiing van grote eenheden Amerikaanse mariniers in Zuid- en Centraal-Helmand zijn effectief geweest. We hebben eigenlijk nu nog één gebied in Centraal-Helmand waar de Afghaanse autoriteiten niet de zeggenschap hebben, en we zijn nu bezig om operaties te plannen om ook daar naar binnen te gaan; het gebied van Marjah (ten zuidwesten van de stad Laskar Gah, hdv).
Hoe zit het met de delen van de provincie Kandahar waar in het verleden grote ISAF-operaties hebben plaatsgevonden? In het beging ging de NAVO daar massaal en met veel geweld in, om vervolgens na een halfjaar te constateren dat de Taliban er weer terug waren.
Dat laat precies zien waar nu het verschil zit tussen hoe we u opereren en hoe we vroeger opereerden. Het concept wat we gebruiken noemen we: ‘shape, clear, hold, build’. Je bereidt een gebied voor om er naar binnen te gaan, dat noemen we shape; je gaat naar binnen en verdrijft de Taliban – clear , in de hold breng je de eerste elementen van goed bestuur en ontwikkeling binnen en de build phase, dan dragen we eigenlijk de verantwoordelijkheid voor het gebied over aan de Afghanen.
Dat betekent dus dat als je begint met zo’n operatie, je niet meer weg kunt. Dat betekent dus ook dat het gros van de eenheden die we nu hebben in het Zuiden verbonden zit aan een gebied. Dat zijn we nu aan het doen.
Is er door de operaties in Helmand sprake van een soort overspill naar Uruzgan toe wat in het zuidwesten grenst aan Helmand?
Nee, zo kun je dat niet zien. Ten eerste moeten we goed begrijpen dat de Taliban vrij lokaal opereert. Het is niet zo dat als je opereert in Helmand dan een hele grote stroom van Taliban naar Kandahar of Uruzgan ziet gaan. Veel van de Taliban is lokaal gebonden en opereert ook lokaal gebonden. Dus wat dat betreft zien we geen spill-over van Helmand naar het Noorden. Eigenlijk zien we op een veel kleinere schaal het effect andersom: we zien dat het capabele leiderschap van de Taliban, mensen die echt in staat zijn om operaties goed af te stemmen en te coördineren, min of meer naar Helmand wordt gezogen omdat daar het zwaartepunt van de Taliban momenteel ligt.
Heeft u in het afgelopen jaar meer inzicht gekregen in de structuur en de wijze van opereren van de Taliban?
Ja, absoluut. En een van de grote voordelen die ik heb is dat ik vier, vijf dagen per week buiten ben, en niet alleen maar naar een deel van Afghanistan kijk zoals vrijwel al onze landen doen. Nederlanders kijken bijna door een rietje naar Uruzgan, Britten kijken naar Helmand, Canadezen kijken naar Kandahar. Ik ben in de zeer gelukkige omstandigheid geweest dat ik heel Zuid-Afghanistan heb kunnen zien in al zijn aspecten. Daardoor leer je veel meer kennen, niet alleen van de Taliban, maar ook van de Afghanen zelf.
Hier is de Taliban eigenlijk verdeeld in drie segmenten, en dat zegt eigenlijk alles over de Taliban. Helemaal links in het spectrum heb je de religieus-geleide Taliban, die in de Pakistaanse stad Quetta zitten en die zeg maar het religieuze raamwerk scheppen en ook bepalen wat de Taliban in grote lijnen moet doen. Aan de rechterkant van het spectrum zit zeg maar de ten dollar a day-Taliban, de arme boerenzoon die geen werk heeft en die betaald krijgt om een bermbom te plaatsen of een militaire actie tegen ons (uit te voeren). En in het midden heb je de Taliban die heel nauw verbonden is met de bescherming van de opiumhandel.
Daar zitten allemaal mengvormen in, maar het laat zien dat misschien in religieus gebied er wel een overheersende filosofie is, maar dat er geen operationele aansturing is vanuit Quetta. Om het heel duidelijk te zeggen: als Quetta er morgen niet meer zou zijn, dan betekent dat niet het einde van de Taliban.
Eerder dit jaar zei u tegenover de Wereldomroep: “we zijn nóg niet aan de winnende hand, maar verliezen doen we zeker niet”. Hoe is dat op dit moment?
Voor wat betreft mijn regio denk ik dat het fair is om te zeggen dat zeker sinds we begin juli de extra coalitietroepen hebben, met name Amerikanen, dat het theatre is veranderd in het zuiden. Je ziet heel duidelijk dat de Taliban reageert op wat wij doen, niet andersom. Dat is een belangrijke stap voorwaarts. Dat heeft nog niet geleid tot minder incidenten, dat komt door twee redenen. We zitten in gebieden waar we nog nooit zijn geweest en waar de Taliban ons liever niet ziet. Dat wordt natuurlijk verdedigd. Punt twee is dat de Taliban veel meer gebruik maakt van bermbommen en intimidatie van de bevolking als dat ze afgelopen jaren deden. Dat zijn twee dingen waar we hard aan werken, maar je ziet gewoon dat de Taliban onzeker is, niet precies weet wat ze moeten doen, en dat er heel veel druk staat op het leiderschap van de Taliban – wat ook leidt tot interne frictie. Dus wat dat betreft denk ik dat we in het Zuiden een belangrijke stap voorwaarts hebben gezet.
Zie ook: ‘Verliezen doen we zeker niet in Afghanistan‘. Wereldomroep, 9 maart 2009
Luister naar het volledige interview met Generaal-majoor Mart de Kruif (16 min.)
[display_podcast]