Update marinemissie bij de Straat van Hormuz

Het marinefregat Zr. Ms. De Ruyter vertrekt op dinsdag 28 januari naar de Golfregio om deel te nemen aan EMASOH, een door Frankrijk geleide maritime awareness-missie in en bij de Straat van Hormuz. Zie ook deze pagina en de Artikel 100-brief. Onderstaand enkele updates van het kabinet op de eerdere mededelingen aan de Tweede Kamer.

(Passages uit een Kamerbrief d.d. 24 januari 2020)

(…)

Mandaat en optreden

In het algemeen overleg over de Nederlandse bijdrage aan EMASOH waren er vanuit uw Kamer veel vragen over de mogelijkheden voor het schip om, indien nodig, op te kunnen treden. Het kabinet wil nog eens benadrukken dat het oogmerk van de inzet is om escalatie te voorkomen. Preventie van incidenten en de-escalatie van spanningen zijn hierbij de uitgangspunten. Het oogmerk en de uitgangspunten van de missie zijn ten behoeve van het operationele niveau vertaald naar een gezamenlijke set van Rules of Engagement (ROE’s). De door Frankrijk voorziene set ROE’s sluit aan bij de set die Nederland voor deze inzet voorziet. 

Ten aanzien van het optreden is er een onderscheid tussen het optreden in territoriale wateren en internationale wateren. In territoriale wateren geldt het recht op onschuldige doorvaart en indien nodig het recht op zelfverdediging. Het fregat zal zich echter alleen in territoriale wateren bevinden bij doortocht door de Straat van Hormuz (de Straat bestaat uit de territoriale wateren van Iran en Oman). Voor het optreden in internationale wateren geldt dat het fregat schepen te hulp kan schieten indien deze door niet-statelijke actoren worden geboard of er geweld tegen hen wordt gebruikt. Indien een schip wordt aangevallen door een statelijke actor mag het fregat enkel optreden wanneer het fregat zich in de nabijheid bevindt en op tijd tussenbeide gekomen kan worden. Het fregat mag niet optreden tegen boarden van commerciële schepen door een statelijke actor, aangezien dit niet geldt als een aanval.

Medische Evacuatie

Uw Kamer heeft gevraagd om toe te lichten hoe de medische zorg voor de bemanning van het schip geregeld is. Bij het inrichten van de medische keten bij landoperaties is het 10-1-2 principe het uitgangspunt. Dit principe is echter bij maritieme operaties gezien de geografische factoren niet altijd uitvoerbaar. Daarom wordt bij maritieme operaties gestreefd naar een keten die zo dicht mogelijk bij het 10-1-2- principe aansluit. De eerste opvang aan boord is afgedekt door de Medische Actiedienst (MAD) bestaande uit een Algemeen Militair Verpleegkundige en de scheepsarts. Voor de 2e lijns-zorg zal worden teruggevallen op het centraal in het operatiegebied gelegen ziekenhuis “Zayed Military Hospital” in Abu Dhabi. De toegang tot het ziekenhuis is geregeld via het hoofdkwartier te Abu Dhabi. De Franse Senior Medical Officer zal als liaison functioneren. De in het hoofdkwartier geplaatste stafofficieren zijn welkom bij de Franse Role 1. 

De bereikbaarheid van het hospitaal is onder meer afhankelijk van de te overbruggen afstand en de weersomstandigheden alsmede de beschikbaarheid van de boordhelikopter. Eventueel kan worden teruggevallen op dichtstbijzijnde hospitalen aan de wal. Indien de boordhelikopter door de weersomstandigheden of andere reden niet kan worden ingezet wordt de medische afvoer geregeld via de internationale Rescue Coördinaten Centres in de verschillende landen.  

Luchtsteun 

Ten aanzien van de vraag of in geval van nood in luchtsteun kan worden voorzien benadrukt het Kabinet dat de missie gericht is op de-escalatie en de dreiging voor het schip en de bemanning als laag wordt ingeschat. De Zr. Ms. De Ruyter, een luchtverdedigings- en commandofregat, beschikt over voldoende capaciteiten om een eventuele dreiging bijtijds te onderkennen en zichzelf daartegen te verdedigen. Voor het onwaarschijnlijke scenario dat luchtsteun benodigd is, zijn met de Franse partner afspraken gemaakt over de procedure voor het aanvragen van luchtsteun van in de regio gestationeerde Franse vliegtuigen. 

 Tolken 

Voor de EMASOH-missie zal er gebruik worden gemaakt van tolken die Arabisch en Farsi beheersen. Deze worden gestationeerd aan boord van Zr. Ms. De Ruyter.

Vragen vaste Kamercommissie Defensie 

De vaste commissie voor Defensie verzocht de minister van Defensie op 20 januari om een brief waarin waarin tevens wordt ingegaan op eventuele technische problemen van Zr. Ms. De Ruyter en de inzet van het Franse vliegdekschip Charles de Gaulle. De vragen omtrent het besluit tot deelname aan de missie en het mandaat zijn reeds in het voorgaande beantwoord. 

Gereedheid de Ruyter

Zr. Ms. De Ruyter is missie-gereed. Tijdens reguliere inspecties is slijtage geconstateerd in een van de tandwielkasten. De Commandant  Zeestrijdkrachten heeft mitigerende maatregelen genomen door het uitvoeren van een tijdelijke reparatie en het preventief invoeren van een vaartrestrictie van enkele knopen voor de maximale vaarsnelheid voor normaal gebruik. Deze vaartrestrictie levert geen operationele beperkingen op en heeft geen gevolgen voor de duur van de heen- en terugreis. Voor operationele omstandigheden kan het schip beschikken over de maximale vaarsnelheid. Vervanging van de tandwielkast duurt 20 tot 24 weken en vindt plaats tijdens het benoemd onderhoud na de missie.

(…)

 

Zr. Ms. De Ruyter

LCF-fregat Zr. Ms. de Ruyter

Geplaatst in marine, Militaire missies Nederland | Tags: , , | 1 reactie

Kamervragen (+ antwoorden kabinet) over de marinemissie bij de Straat van Hormuz

Selectie uit de 214 vragen die leden van de Tweede Kamer stelden over de artikel 100-brief van het kabinet over de voorgenomen mariniemissie in en bij de Straat van Hormuz. Voor de volledige lijst van vragen en antwoorden: klik hier.

Wat voegt de missie onder Franse leiding toe aan de militaire operatie van de VS die reeds in het gebied operationeel is?

De Nederlandse inzet geschiedt complementair aan de reeds bestaande militaire aanwezigheid ter bevordering van de maritieme veiligheid in de Golfregio. Het kabinet heeft daarbij bewust gekozen voor inzet via EMASOH, aangezien deze missie een brede strategie omvat met inzet op zowel operationeel als diplomatiek spoor. Hiermee zet  EMASOH in op preventie en de-escalatie en sluit daarmee aan op de uitgangspunten van het kabinet. Daarnaast wordt met het Europees geleide initiatief het belang dat Europa hecht aan de vrije doorvaart onderstreept. Het International Maritime Security Construct (IMSC) zet alleen in op een militair spoor.

Biedt het mandaat ruimte aan de deelnemende schepen om zelf ook actief in te grijpen in geval een koopvaardijschip of olietanker aangevallen wordt?

Als koopvaardijschepen worden aangevallen of geënterd door niet-statelijke actoren, mag het fregat te hulp komen als die hulp wordt ingeroepen. In dergelijke gevallen wordt aangenomen dat sprake is van piraterij. Onder het te hulp komen valt ook het eventueel bevrijden van het koopvaardijschip. Als koopvaardijschepen worden geënterd door statelijke actoren, mag niet worden ingegrepen. Het is op dat moment immers niet ter plaatse vast te stellen of de actie van de statelijke actor rechtmatig is en het oplossen van de situatie langs diplomatieke weg ligt in dergelijke gevallen voor de hand. Als koopvaardijschepen het slachtoffer (dreigen te) worden van geweldgebruik door statelijke actoren is het te hulp komen van het koopvaardijschip, gelet op de afstanden, alleen mogelijk als het fregat ter plaatse is.

Erkent Iran het operatiegebied de jure én de facto als internationale wateren?

Iran claimt territoriale wateren tot 12 zeemijl vanaf de kust en een aansluitende zone tot 24 zeemijl vanaf de kust. Iran is geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag en erkent niet het gewoonterechtelijk karakter van het recht op doortocht zoals neergelegd in het VN-Zeerechtverdrag. Iran neemt het standpunt in dat, ten behoeve van waarborging van zijn veiligheidsbelangen, van vreemde oorlogsschepen die toegang tot zijn territoriale zee willen voorafgaande toestemming kan worden geëist. Betwijfeld wordt of de basislijnen zoals door Iran aangegeven op alle punten overeenkomen met de voorwaarden zoals neergelegd in het VN-Zeerechtverdrag. Daarnaast is niet geheel duidelijk welke rechten Iran in de aansluitende zone claimt en in hoeverre die afwijken van het VN-Zeerechtverdrag

Wat zijn de instructies voor EMASOH wanneer IMSC onverhoopt in een conflictsituatie betrokken raakt?

Dit is momenteel onderwerp van overleg tussen Frankrijk en de Verenigde Staten. Afspraken hierover worden voor aankomst in het operatiegebied afgerond.

Welke andere landen heeft Frankrijk benaderd om deel te nemen aan EMASOH?

Frankrijk heeft 12 Europese landen benaderd om deel te nemen aan EMASOH. Denemarken en Duitsland hebben zich hierover publiekelijk uitgesproken; de andere benaderde landen (nog) niet.

Hoe en door wie zal worden besloten om het Nederlandse fregat in te zetten voor escortes van koopvaardijschepen?

Het is op dit moment niet voorzien om het fregat in te zetten voor escortes van Nederlands gevlagde schepen. Escorteren valt, gezien het de-escalerende karakter van de missie, buiten het mandaat van EMASOH. Van escorte gaat een sterk politiek signaal uit. Deelnemende landen zouden, indien wenselijk en binnen de kaders van het zeerecht, onder nationaal bevel kunnen escorteren. Mochten ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, beziet het kabinet aldus in hoeverre escorte wenselijk is.

Is er zicht op hoeveel Nederlandse commerciële scheepsbewegingen per jaar plaatsvinden in de Golfregio?

Wekelijks varen er gemiddeld circa 10 Nederlands gevlagde schepen door de Golf van Oman en Straat van Hormuz. Daarnaast is er doorlopend een variërend aantal Nederlandse schepen dat in de regio langdurige werkzaamheden verricht. Het gaat hierbij gemiddeld om circa 10-30 schepen.

Heeft de regering contact met reders, baggeraars en andere Nederlandse bedrijven die actief zijn in de regio, en zich grote zorgen maken over de veiligheidssituatie? Kunt u aangeven hoe zij de inzet van de regering beoordelen?

Het kabinet staat in nauw contact met Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR). De KVNR verwelkomt de Nederlandse bijdrage aan EMASOH. De KVNR heeft aangegeven dat de koopvaardij het meeste baat heeft bij de-escalatie. In de ogen van de KVNR is de Nederlandse bijdrage hier nadrukkelijk op gericht, en toont Nederland met de bijdrage pal te staan voor de bescherming van de zeeschepen onder Nederlandse vlag. Volgens de KVRN laat de inzet zien dat Nederland hecht aan de onbelemmerde internationale doorvaart.

Hoeveel van de olie die dagelijks door de Straat van Hormuz wordt vervoerd, wordt geïmporteerd door Nederland?

Om hoeveel liter dit precies gaat valt niet te zeggen op basis van beschikbare gegevens. De dagelijkse doorvoer van olie door de Straat van Hormuz bedroeg in 2018 ca. 20 miljoen vaten – dat staat gelijk aan 20% van de wereldwijde olieconsumptie (IEA).

In 2014 was bijna 20% van Nederlandse import van ruwe aardolie (11.286 miljoen kilogram) afkomstig uit Saoedi-Arabië, Koeweit en Irak (CBS.nl). Deze landen exporteren het gros van hun olie via de Straat van Hormuz.

Sluit het IMSC niet aan bij uw uitgangspunten, te weten preventie van verdere incidenten en de-escalatie van de spanningen? Zo nee, waarom niet?

Er is bewust gekozen voor inzet in een Europees-geleide maritieme missie, aangezien deze missie in tegenstelling tot het IMSC, een brede strategie omvat met inzet op zowel operationeel als diplomatiek spoor. Hiermee zet de missie geïntegreerd in op zowel preventie van verdere incidenten als op de-escalatie van de regionale spanningen. Met deelname aan EMASOH worden politieke risico’s zo veel mogelijk gemitigeerd door hiermee rekening te houden in het ontwerp van de missie, de strategische communicatie rondom de missie en het diplomatieke spoor.

Kan toegelicht worden hoe EMASOH autonoom opereert van IMSC?

De operaties EMASOH en IMSC worden ieder geleid vanuit een eigen hoofdkwartier. Voor EMASOH is dat in Abu Dhabi, voor IMSC is dat in Bahrein. Beide missies opereren apart van elkaar en hebben ook verschillende taken. EMASOH zet in op twee sporen, een diplomatiek en een militair. Militair is de missie de-escalerend en gericht op het verkrijgen van “situational awareness” door middel van het monitoren, identificeren, registreren en analyseren van scheepsbewegingen in de Straat van Hormuz. Het IMSC zet in op één militair spoor en opereert in een groter gebied, waar ook de Straat Bab al-Mandab onder valt. EMASOH beperkt zich tot de Straat van Hormuz.

Onder de taken van IMSC valt ook het escorteren van koopvaardijschepen. Dat is voor EMASOH niet het geval. Zowel EMASOH als IMSC streven uiteindelijk een ongehinderde vrije doorvaart van scheepvaart door de Straat van Hormuz na.

Hoe groot acht u de kans dat Iran deze missie opvat als een bijdrage aan de Amerikaanse maximale drukcampagne? Kunt u nadere toelichting geven over hoe (1) het ontwerp van de missie, (2) de strategische communicatie rondom de missie en (3) het diplomatieke spoor eraan bijdragen dat dit risico zoveel mogelijk wordt gemitigeerd?

In de contacten met Iran is duidelijk gemaakt dat de Nederlandse inzet losstaat van de Amerikaanse maximale drukcampagne.

Het ontwerp van de missie draagt hieraan bij door de inzet op preventie van incidenten, inzet op de-escalatie en samenwerking met Europese bondgenoten.  Het diplomatieke spoor van de missie is gericht op het bevorderen van bewustzijn, (regionale) dialoog en samenwerking ten aanzien van maritieme veiligheidszaken tussen alle belanghebbenden in de Golfregio. Ook zal Nederland in verdere bilaterale contacten met Iran de uitgangspunten van de Nederlandse inzet blijven benadrukken.

Waaruit bestaat de materiële bijdrage van Frankrijk aan de missie?

De Franse bijdrage aan EMASOH bestaat uit één fregat en één militair maritiem patrouillevliegtuig. Tevens faciliteert Frankrijk het hoofdkwartier en leveren zij de kern van de staf voor het hoofdkwartier.  Logistieke ondersteuning van de deelnemende landen in EMASOH is een nationale verantwoordelijkheid. Vanuit Abu Dhabi ondersteunt Frankrijk de logistiek (bijv. havenfaciliteiten, brandstof, onderhoud, geconditioneerde hangaar, en accommodatie voor de staf) van de deelnemende landen.

Heeft een militair schip recht op vrije doorgang door de Straat van Hormuz? Zo ja, waar blijkt dat uit het internationaal recht? Zo nee, hoe is dat dan geregeld?

De bepalingen omtrent doortocht door internationale zeestraten zijn vastgelegd in de artikelen 37 tot en met 44 van het VN-Zeerechtverdrag. Artikel 38, dat het recht op doortocht vastlegt, geeft aan dat alle schepen en vliegtuigen gebruik mogen maken van dit recht. Het internationaal recht bevat geen uitzondering hierop voor militaire schepen of vliegtuigen. In dit geval hebben dus ook militaire schepen dit recht, mits zij voldoen aan de door het verdrag gestelde voorwaarden die gelden voor alle schepen die gebruik wensen te maken van het recht op doortocht. Iran is geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag en erkent niet het gewoonterechtelijk karakter van het recht op doortocht.

(volledige lijst van vragen en antwoorden: klik hier)

Geplaatst in Defensie, Militaire missies Nederland | Tags: , , , | Een reactie plaatsen

Artikel 100-brief maritieme missie Golfregio

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag

Datum 29 november 2019  

Betreft Nederlandse bijdrage ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio

Geachte voorzitter, 

Op 15 juli 2019 is uw Kamer door de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie middels een Kennisgevingsbrief geïnformeerd over de ontvangst van een schriftelijk verzoek van de Verenigde Staten waarin wordt gevraagd om met daarvoor geschikte middelen een bijdrage te leveren aan het waarborgen van vrije en veilige doorvaart en doortocht in de Golfregio. In de genoemde Kennisgevingsbrief werd tevens gemeld dat het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid onderzoekt om aan dit verzoek tegemoet te komen teneinde bij te dragen aan een verhoging van de maritieme veiligheid in de Golfregio. 

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet en met verwijzing naar de Kamerbrief over ontwikkelingen sinds verzending van de ‘Samenhangbrief’ (Kamerstuk 29 521 nr. 381) informeren wij u hierbij over het besluit van het kabinet om met een schip bij te dragen aan de Europees-geleide maritieme missie, genaamd European-Led mission Awareness Strait of Hormuz (EMASOH), ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio. 

Essentie  

Het onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan maritieme veiligheid in de Golf, volgde op de incidenten die in mei en juni van dit jaar plaatsvonden in de Golf van Oman en de Straat van Hormuz, waarbij in totaal zes olietankers door explosies beschadigd raakten. Ook werden in juli een tweetal olietankers in de Straat van Hormuz geconfisqueerd, waarbij de Mesdar (Liberiaans gevlagd, eigendom Britse rederij) nog dezelfde dag werd vrijgegeven terwijl de Brits gevlagde Stena Impero ruim twee maanden werd vastgehouden. 

Het kabinet acht het waarschijnlijk dat Iran betrokken is bij deze aanvallen. De aanvallen vormden de aanleiding voor het verzoek van de VS.

De incidenten onderstrepen de hoge mate van urgentie om de vrije doorvaart in de regio veilig te stellen. De hoeveelheid olie die dagelijks door de Straat van Hormuz wordt vervoerd komt overeen met ruim 20% van de wereldvraag en behelst ongeveer 35% van alle olie die dagelijks per schip wordt vervoerd. Incidenten die de scheepvaart ontregelen, en de onzekerheid daaromtrent, hebben directe gevolgen. Dat blijkt ook uit de onmiddellijke stijging van de olieprijzen na de incidenten met olietankers in mei en juni. Grote prijsschommelingen en toenemende onzekerheid zijn schadelijk voor de wereldeconomie en daar is Nederland als exportland extra gevoelig voor. Ook de Nederlandse rederijvereniging heeft zijn zorgen geuit over de aanhoudende onzekerheid, die onder andere tot een tienvoudige stijging van de verzekeringspremies heeft geleid. De rederijvereniging heeft aangegeven dat door de aanhoudende spanningen, de bewegingsvrijheid in de Golfregio beperkt is. Voor de Nederlands gevlagde schepen in de regio is de dreiging voelbaar en zijn veiligheid van de scheepvaart en het voorkomen van verdere escalatie de belangrijkste prioriteiten. Waarborging van de continuïteit en veiligheid van al het maritieme verkeer in de Golfregio is dan ook nadrukkelijk in het Nederlands belang.

Naar aanleiding van de voornoemde incidenten, zijn verschillende veiligheidsinitiatieven tot stand gekomen. Zo leidt de VS een maritieme missie in de Golfregio – het International Maritime Security Construct (hierna: IMSC). Frankrijk leidt het initiatief voor een Europees-geleide coalitie voor maritieme veiligheid in de Golfregio (hierna: EMASOH), met inzet op zowel operationeel als diplomatiek spoor. In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid een bijdrage te leveren aan maritieme veiligheid in de Golfregio, heeft het kabinet verschillende inzetopties overwogen. Uitgangspunten hierbij zijn preventie van verdere incidenten en de-escalatie van de spanningen. EMASOH omvat een brede strategie berustend op twee pilaren: inzet van militaire capaciteiten van deelnemende landen in een maritime surveillance & situational awareness missie en de inzet van diplomatieke kanalen voor het de-escaleren van de spanningen o.a. door het streven naar van een inclusieve regionale dialoog. De missie bestaat uit een coalitie van Europese partners en opereert autonoom van het IMSC. De Europees-geleide maritieme missie sluit hiermee aan op de uitgangspunten van het kabinet. 

In het licht van het voorgaande heeft het kabinet besloten om met ingang van eind januari tot eind juni 2020, inclusief de uit- en thuisreis van enkele weken, een schip met boordhelikopter en een aantal stafofficieren voor het Frans geleide hoofdkwartier in te zetten ter versterking van de maritieme veiligheid in de Golfregio. Het schip zal onderdeel worden van de Europees-geleide maritieme missie. 

Gronden voor deelname 

De incidenten in de Straat van Hormuz en Golf van Oman, met grote gevolgen op de wereldeconomie en voor de Nederlandse reders, raken direct Nederlandse veiligheids- en economische belangen. Het waarborgen van de vrije en veilige doorvaart van al het maritieme verkeer in dit gebied is dan ook nadrukkelijk in het Nederlands belang. 

Met een deelname aan EMASOH draagt Nederland bij aan de naleving van het internationale recht op vrije doorvaart en doortocht en de bevordering van de internationale rechtsorde. Dit ten behoeve van de schepen die onder de vlag van het Koninkrijk dagelijks gebruik maken van deze belangrijke zeevaartroute, maar ook ten behoeve van de schepen die onder de vlag varen van onze (Europese) bondgenoten en partners. Het kabinet hecht aan de rol van Nederland als betrouwbare partner en de Nederlandse fair share als het gaat om inzet van de krijgsmacht, zoals aangegeven in de Gemeenschappelijke Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) en de Defensienota. In dat kader streeft Nederland naar een proportionele bijdrage aan de internationale inspanningen om dreigingen voor Europa en Nederland tegen te gaan en de internationale rechtsorde te versterken. Met een bijdrage aan de maritieme veiligheid in de Golfregio, toont Nederland zich solidair jegens Europese bondgenoten, en levert het een bijdrage aan een Europa dat verantwoordelijkheid neemt voor het belang van veilige doorvaart in de Golfregio. Ten slotte wil Nederland actief bij blijven dragen aan het waarborgen van veiligheid in een reeds volatiele regio. 

Met de inzet van een marineschip via EMASOH, beoogt het kabinet een preventief effect te sorteren om op die manier bij te dragen aan het voorkomen van verdere acties van welke actor dan ook tegen commerciële schepen en de daarmee samenhangende toename van verder oplopende spanningen. Ook zal de aanwezigheid een versterking van de Nederlandse informatiepositie opleveren die gezien de spanningen in de regio zeer waardevol is. Zoals gezegd berust de missie op twee sporen: een operationeel spoor en een diplomatiek spoor. Via het diplomatieke spoor zal het kabinet zich aldus, parallel aan de militaire bijdrage, blijven inzetten voor de-escalatie van de spanningen. Hiermee beoogt de missie, conform Nederlandse uitgangspunten, een multidimensionale en geïntegreerde aanpak van de maritieme veiligheid in de Golfregio.

Politieke aspecten 

Huidige politieke context 

De politieke spanningen in de Golf zijn de afgelopen maanden hoogopgelopen. De Iraanse destabiliserende invloed in de regio, de Amerikaanse terugtrekking uit de nucleaire deal met Iran, het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA), de Iraanse overschrijdingen en de door de VS geïnitieerde maximale drukcampagne tegen Iran hebben de verhoudingen in de regio onder druk gezet. De stabiliteit en veiligheid van de scheepvaart in de Straat van Hormuz en Golf van Oman is door verschillende incidenten afgelopen zomer in het geding gekomen.  Met een deelname aan een Europees geleidde missie, wordt de Nederlandse inzet ook niet geassocieerd met de maximale drukcampagne van de VS tegen Iran. Hiermee worden politieke risico’s zo goed mogelijk gemitigeerd.

Nederlandse inzet JCPOA 

Voor het kabinet staat het behoud van het JCPOA voorop. Nederland draagt dan ook bij aan het voortbestaan ervan, onder andere door in te zetten op behoud van de economische voordelen voor Iran die onderdeel zijn van de afspraken van het JCPOA. In deze context zal Nederland zoals gezamenlijk aangekondigd op 29 november 2019 met België, Denemarken, Noorwegen, Finland en Zweden aandeelhouder worden van het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX), het Special Purpose Vehicle voor Iran waarmee legitieme handel tussen de EU en Iran wordt gefaciliteerd (Frankrijk, Duitsland, het VK hadden dit mechanisme op 31 januari 2019 reeds opgericht). Door toe te treden als aandeelhouder geeft Nederland invulling aan de gebalanceerde Nederlandse inzet en de blijvende steun voor het JCPOA. Ook wordt het effect van onrechtmatige extraterritoriale werking van VS-sancties op het Nederlands bedrijfsleven beperkt. Het kabinet geeft rekenschap van het feit dat de belangen van het Nederlands bedrijfsleven in de VS een veelvoud betreffen van de belangen in Iran. Bedrijven zullen hun eigen commerciële afweging blijven maken hierin. INSTEX zal daarom geen volledige oplossing bieden, maar is een belangrijke stap binnen de Europese maatregelen om het JCPOA in stand te houden. 

Het akkoord is namelijk van groot veiligheidsbelang voor Nederland en Europa. Het blijft de beste manier om een Iraans kernwapen te voorkomen, op basis van een ongeëvenaard en strikt verificatieregime van het IAEA. Nederland betreurt dan ook de Amerikaanse terugtrekking uit het akkoord. Als gevolg hiervan onderhouden de huidige deelnemers van het JCPOA een zeer precaire balans in het overeind houden van het akkoord. Iran zet het nucleaire akkoord verder onder druk door bepaalde onderdelen ervan niet meer na te leven omdat Iran van mening is dat andere partijen bij het akkoord ook hun verplichtingen niet nakomen. Daar spreekt het kabinet met grote regelmaat zijn zorgen over uit. 

Nederland hanteert een inzet van kritisch engagement met Iran en spreekt Iran waar nodig aan, maar zoekt ook samenwerking op terreinen waar dat mogelijk en in Nederlands belang is. Daarom steunt Nederland het JCPOA en zoekt Nederland de samenwerking met o.a. Iran voor de instandhouding ervan. Ook zal Nederland zorgen blijven adresseren ten aanzien van bijvoorbeeld het Iraanse ballistische raketprogramma, de Iraanse rol in de regio en mensenrechtenschendingen. Deze gemixte inzet van kritisch engagement is wezenlijk anders dan het Amerikaanse beleid van maximale druk. 

Aandachtspunten

Hoewel de missie expliciet geen onderdeel uitmaakt van de door VS-geleide IMSC en het, gezien de inzet op zowel operationeel als diplomatiek spoor nadrukkelijk een de-escalatoir karakter heeft, is het niet ondenkbaar dat Iran ervoor kiest de missie op te vatten als een bijdrage aan de Amerikaanse maximale drukcampagne tegen Iran. Het ontwerp van de missie, de strategische communicatie rondom de missie en het diplomatieke spoor mitigeren dit risico. 

Iran vindt dat Europa te weinig levert om het nucleaire akkoord in stand te houden. Ook hier kan Iran ervoor kiezen om het aansluiten bij een maritieme missie op te vatten als een verdere afname van het Nederlandse en Europese politieke commitment aan het akkoord – wat risico’s op uiteenvallen van het akkoord met zich mee brengt. De inzet ter versterking van maritieme veiligheid in de Golfregio staat echter volledig los van de Nederlandse steun voor JCPOA. Dat Iran de inzet mogelijk zal uitleggen als een provocatie moet worden afgezet tegen het risico dat Iran de commerciële scheepvaart zal blijven ontregelen indien er geen maatregelen worden genomen. Ook hier gelden de diplomatieke dialoog, het ontwerp van de missie en de strategische communicatie daaromtrent als mitigerende maatregelen.
Nederland is kritisch ten opzichte van veel aspecten van het gedrag van Iran (o.m. mensenrechten, ballistische raketprogramma, destabiliserende rol in de regio). Het kabinet spreekt Iran hierop ook aan in een kritische dialoog, o.m. en marge van de AVVN bij een onderhoud van Minister Blok met zijn ambtgenoot Zarif. Een Nederlandse bijdrage aan een (bredere) Europees-geleide maritieme missie samen met Europese ondertekenaars van het JCPOA, zal gericht zijn op het bewaken van vrijheid van navigatie ten behoeve van vrije en onbelemmerde doorvoer. Hiermee is de bijdrage niet gericht op verhogen van spanningen en staat het nadrukkelijk los van de Amerikaanse maximale drukcampagne tegen Iran. 

Bij een eventuele escalatie van de situatie in de regio kan Nederland eigenstandig beslissen om de inzet te beëindigen en terug te keren. Er wordt bewust gekozen voor inzet in een  Europees-geleide maritieme missie, zodat de inzet niet geassocieerd wordt met de Amerikaanse maximum pressure campagne. Ook is het van belang om bij de landen in de regio de boodschap af te geven dat de Nederlandse inzet louter is gericht op het veiligstellen van het recht op vrije doorvaart. 

Mandaat 

Het juridisch kader voor inzet van het fregat, met boordhelikopter, is het internationale zeerecht, in het bijzonder het VN-Zeerechtverdrag. Er kan enkel sprake zijn van zelfverdediging. Het fregat met haar helikopter opereert te allen tijde onder de eigen, nationale geweldsinstructie (rules of engagement) die voldoende ruimte geeft voor zelfverdediging. 

Deelnemende landen 

Frankrijk heeft 12 Europese landen benaderd. De nationale besluitvormingsprocedures in deze landen lopen nog. Onder andere Denemarken heeft zich positief geuit over EMASOH.

Invloed 

Politieke sturing en controle vinden plaats in reguliere bijeenkomsten van vertegenwoordigers van deelnemende staten, een zogenoemd ‘’Political Contact Group (PCG)’’, die in ministerieel of ambtelijk verband bij elkaar kan komen. Hiermee behoudt Nederland te allen tijde invloed op (de nadere invulling van) het mandaat, de wijze van uitvoering en de duur van de operatie. 

Militaire aspecten

Nederlandse bijdrage
Inzet van een fregat met boordhelikopter en een aantal stafofficieren voor het Frans geleide hoofdkwartier. 

Haalbaarheid
De beoogde militaire missie gaat uit van “light footprint’’ bestaande uit maximaal twee schepen en één of meer vliegtuigen. De missie kent een relatief klein operatiegebied bestaande uit het westelijke deel van de Golf van Oman (internationale wateren), de Straat van Hormuz zelf (internationale zeestraat) en het oostelijke deel van de PerzischeGolf (internationale wateren). Het is op dit moment niet voorzien om het fregat in te zetten voor escortes van Nederlands gevlagde schepen door bijv. de Straat van Hormuz, wat – indien wenselijk – enkel buiten de missie onder nationaal bevel kan gebeuren.

Zr. Ms. De Ruyter

LCF-fregat Zr. Ms. de Ruyter

Geweldsinstructie

T.b.v. het operationele niveau wordt het missiedoel vertaald naar een (zo veel als mogelijk) gezamenlijke set van Rules of Engagement (ROE’s). De door Frankrijk voorziene set ROE’s sluit aan bij de set die Nederland voor deze inzet voorziet. Tenslotte is er in algemene zin sprake van spanningen in de regio, wat gevolgen kan hebben voor veiligheidssituatie en de mogelijk daaruit voortvloeiende risico’s voor het fregat. Dit wordt voortdurend in de gaten gehouden om hierop te kunnen anticiperen.

Bevelstructuur

Bij de inzet behoud de Commandant der Strijdkrachten te allen tijde Full Command (FULLCOM) over de Nederlandse eenheden. De Nederlandse bijdrage komt onder lokaal commando van de Commandant van het Fleet Headquarter  (FHQ) dat momenteel wordt opgezet en deel zal uitmaken van het bestaande Franse Joint Hoofdkwartier in Abu Dhabi. Het FHQ zal eind 2019 Initial Operational Capable (IOC) en eind januari Full Operational Capable (FOC) zijn. De logistieke ondersteuning valt eveneens onder de nationale bevelsstructuur waarbij waar mogelijk wordt samengewerkt met de andere deelnemers binnen de missie. 

Duur van de deelname
De inzet van een fregat is mogelijk tussen januari en juni 2020. In verband met onderhoud moet het fregat eind juni terug zijn in Den Helder. Indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven beziet het kabinet of en zo ja onder welke voorwaarden een verlenging of wijziging van de inzet wenselijk wordt geacht. Hierbij zullen de consequenties voor de gereedstelling en de verdringingseffecten van bestaande verplichtingen en eventuele bijdragen in het kader van een van de drie hoofdtaken van Defensie zorgvuldig worden afgewogen. 

Risico’s

Veiligheid

De militaire missie kent een defensief karakter en beperkt zich tot maritime surveillance & situational awareness. Er bestaat echter de mogelijkheid dat statelijke actoren in de regio irregulier optreden, waardoor deze moeilijk te onderscheiden zijn van niet-statelijke actoren. In voorkomend geval kan het fregat zichzelf verdedigen. Met een goede informatiepositie kan dit risico echter tot een minimum worden beperkt.

Medisch

De bekende planmatige 10-1-2 afdekking is bij maritieme operaties gezien de geografische factoren niet uitvoerbaar en ook niet van kracht. Er wordt gestreefd naar een keten die hier zo dicht mogelijk bij aansluit. De tijdslijn voor chirurgische hulp zal echter in veel gevallen niet gehaald worden. Aan boord is door de Medische Actiedienst (MAD), de aanwezige Algemeen militair Verpleegkundige en de scheepsarts de eerste opvang goed afgedekt. Voor de 2e lijns-zorg wordt, zoals gebruikelijk bij maritieme operaties, teruggevallen op hospitalen op de wal. De aanwezige boordhelikopter kan worden gebruikt voor tijdige afvoer van een patiënt.

Dreiging

De huidige politieke spanningen hebben geleid tot enkele geweldsincidenten. Een Nederlands schip in de regio kan in theorie te maken krijgen met vergelijkbare vormen van geweld. Die dreiging wordt echter laag ingeschat omdat de Iran vermoedelijk niet uit is op escalatie. Wel zal de aandacht van Iran voor Nederland en specifiek het ingezette fregat toenemen. Diverse specifieke dreigingen, zoals cyberspionage en –sabotage, zijn onderzocht, zonder ernstige constateringen. De geconstateerde dreigingen hangen samen met de door de Nederlandse eenheden en militairen genomen voorzorgsmaatregelen. 

Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid 

Het fregat kan zonder aanvullende gereedstelling worden ingezet. Dit betekent echter dat NLD de maritieme bijdrage aan de NAVO (VJTF) in de eerste helft van 2020 (januari – juni), die tevens deelneemt aan de Standing NATO Maritime Group (SNMG) van februari tot juni, moet terugtrekken. De NAVO moet hierover schriftelijk worden geïnformeerd. Bij inzet in genoemd operatiegebied heeft het fregat geen mogelijkheid om de geoefendheid voor hoofdtaak 1 te voltooien; ook is de inzetduur langer dan deelname aan SNMG en moet na terugkeergroot onderhoud worden uitgevoerd. Beide factoren hebben verdringing van geplande gereedstellingsactiviteiten in de tweede helft van 2020 tot gevolg. Eventuele consequenties op middellange termijn worden inzichtelijk door het aanpassen van de CZSK operationele jaarplanning 2020 en 2021, waar de Kamer in de halfjaarlijkse inzetbaarheidsrapportage over wordt geïnformeerd.

Nationale Veiligheid

De huidige appreciatie is dat Nederlandse deelname aan EMASOH niet noodzakelijkerwijs leidt tot een wijziging van de risico’s voor de nationale veiligheid. Mogelijke dreigingen vanuit de regio voor de nationale veiligheid bestaan ook los van deelname aan EMASOH. Hierbij valt onder meer te denken aan: optreden tegen in Nederland verblijvende politieke tegenstanders uit de regio, inbreuken op de Nederlandse digitale ruimte of aantasting van de economische veiligheid van Nederland. Inzake risico’s voor Nederlandse belangen in de regio, in het bijzonder die van Nederlandse burgers en bedrijven, geldt dat deze eveneens zouden kunnen bestaan of ontstaan los van deelname aan EMASOH. Met het oog op de nationale veiligheid wordt de situatie blijvend gemonitord.


Financiën

De directe additionele uitgaven van de Nederlandse bijdrage zijn geraamd tussen €10 miljoen en €15 miljoen en worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV). De indirecte financiële consequenties van de inzet, zoals ten gevolge van de consequenties voor gereedheid en geoefendheid, worden momenteel in kaart gebracht. In een volgende Kamerbrief wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,               De Minister van Defensie,
Stef Blok                                                                  Ank Bijleveld-Schouten

De Minister voor Buitenlandse Handel            De Minister van Justitie en Veiligheid,
en Ontwikkelingssamenwerking,                      Ferd Grapperhaus
Sigrid A.M. Kaag

(bron: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019Z23713&did=2019D49012)

Antwoorden op Kamervragen over deze Artikel 100-brief:

Geplaatst in marine, Militaire missies Nederland | Tags: , , | 1 reactie

Combined Task Force 150

Recovered from my dusty archives: in 2005 I visited the Dutch flagship of  ‘Combined Task Force 150’, one of three US-led naval task forces in and around the Persian Gulf. With the increased attention for the Strait of Hormuz and surrounding waters, some of the information on how these Combined Task Forces operate may still be useful. 

For the first time an Islamic country will be in command of forces engaged in Operation Enduring Freedom. On 24 April The Netherlands will be relieved by Pakistan, who will then be in command of the multinational Combined Task Force 150 (CTF 150). CTF 150 is an important player in Operation Enduring Freedom, the US-led coalition operation against Al Qaeda and terrorism related networks. CTF 150 “owns” an enormous operating area at sea; the boundaries run from the Straits of Hormuz and the Pakistani territorial waters in the North, via the Red Sea and the Gulf of Aden south to Kenya and the Seychelles. Defence expert Hans de Vreij of Radio Netherlands recently visited Task Force 150 and her present flagship: the Netherlands frigate HNLMS De Zeven Provinciën. About tanned fishermen, regional sensitivities and the hunt for the almost invisible adversary.

“Attacks in this region will have global consequences”.

By Hans de Vreij*

From the bridge of HNLMS De Zeven Provinciën an interpreter establishes radio contact with a small fishing vessel. Place of action: the Gulf of Oman. The answer by the fisherman is not quite satisfying. From the big Air Defence and Command Frigate two RHIB’s (Rigid Hull Inflatable Boat) are sent to the fishing vessel. The RHIB’s are manned with aninterpreter, a boarding team and a guard team of Royal Netherlands Marines. The linguist has a chat with the fishermen and the boarding team is invited on board the fishing vessel. This invitation is important because the Dutch Rules of Engagement do not allow the boarding of a vessel without the master’s approval. Although “Enduring Freedom” is a US-led operation, each of the participating countries of this Coalition has its own set of Rules of Engagement, laid down by their own governments and parliaments, which prevail at any time. 

A dhow, boarded for inspection and a chat. Photo: Hans de Vreij.

The visit to the small dhow (a traditional ship model in this region) is running smoothly. No terrorists or weapons on board. The fishermen look very legitimate; tanned by weather and wind. But the boarding team takes no risk; everything is potentially suspicious. Over the side of HNLMS De Zeven Provinciën a .50 machine gun is aimed at the dhow. Also a sniper is on alert; one of the precautionary measures when executing a boarding. “98 to 99 percent of all the shipping is innocent, but one should never rule out those having less friendly intentions or doing something illegal”, says Captain Maarten Stenvert, the commanding officer of HNLMS De Zeven Provinciën. “If I wanted to hide something I would also try to mask this in this way. That is the reason why we approach all dhows this way” The RHIB’s return to their mother ship, the fishing vessel’s details are collected in a database which has grown out of proportion over the recent years. All participating units and the Headquarters in Bahrain have access to this database – a very complete historical overview of all shipping in the operating area. Deviations from normal patterns therefore immediately draw attention.

The operating area of Task Force 150 encloses more than two million square sea miles. The expression “looking for a needle in a haystack” seems therefore an understatement – the maximum number of surface units within CTF 150 has been 19 units up till now – normally there is an average of 15 surface units within the Force. The mission of this part of Operation Enduring Freedom is to deny terrorists the use of the sea for attacks or for transport of people and weapons. Although counter piracy is not an official part of the mission, CTF 150 can and will operate against pirates in international waters when the situation dictates. The way CTF 150 is operating can be summarized as Maritime Security Operations. An evenly important second mission for CTF 150 is to make sure that countries within this region become involved with CTF 150. This is called Theatre Security Cooperation,  a very laborious process.

It is a known fact that almost every country in his mainly Islamic region dislikes Al Qaeda and related networks. The coastguard and navy of many of these countries have good working relations with CTF 150 and sometimes participate in exercises. But a formal participation in a part of Operation Enduring Freedom is still a sensitive issue in regional national politics. This is one of the reasons why it is of great importance that Pakistan has declared to take command of Task Force 150 for the period of four months. It is the whish and desire that other Islamic countries will follow in the footsteps of Pakistan and will participate actively in Task Force 150 or even take command of Task Force 150.

Since 12 December Task Force 150 is commanded by Commodore Hank Ort of The Royal Netherlands Navy. For him HNLMS De Zeven Provinciën is not only a platform from which actions are being taken, but it serves also as a floating command and control platform from which Ort and his staff give guidance to the Task Force. Units from TF 150 are often great distances apart from each other. “It’s all about intelligence”, says Commodore Ort at his desk in the staffroom of the ship – a space full of computers and a big screen from where, via a kind of internet chat, the information exchange with other units and the Naval Headquarters takes place. “Collecting, processing and analyzing. The ships of TF 150 are busy day by day with gathering information about shipping in the area. They query vessels and if there is any reason for suspicion they will board the ship to investigate and search the vessel. This all contributes to a historical overview from what is happening in the area. In this way we are able to detect any suspicious movements, detect anything out of the ordinary; so that we can go after it.”

Commodore Hank Ort, commander Combined Task Force 150, on board of HNLMS De Zeven Provinciën. Photo: Hans de Vreij.

All participating countries in CTF 150 have to play by their own rules. Within NATO these rules are called “national caveats” and are sometimes cursed. But a Coalition like this international Task Force is a different ballgame than a centrally and well guided alliance as NATO. Commodore Ort executes “modern coalition management”. “It’s all about using the strong points of the individual units. This means in practice that we handpick the unit, allowed to execute a specific operation. There is an overview available of what all the units within the force may and can do, and I have constantly to keep that in mind when directing an operation.” 

Commodore Ort needs to focus his scarce assets (more ships would be welcome, but also more maritime patrol aircraft) especially on the vulnerable chokepoints of merchant shipping in the region: the entrance to the Straits of Hormuz (through which 50% of all crude oil is transported); Bab al-Mandeb (the straits between Yemen and Djibouti) and the entrance of the Suez Canal into the Red Sea. But also developments elsewhere could require the presence of the units under his command. In February Ort immediately directed four of his units in the direction of Yemen, after the escape of 23 Al Qaeda prisoners. Amongst these escapees where the organizers of the suicide attacks on the USS Cole in port Aden in 2000 and of the attacks on the French crude oil tanker Limburg in 2002.

HNLMS De Zeven Provinciën. Photo: Hans de Vreij.

More and more CTF 150 is tasked for anti-piracy operations, mainly in the international waters off the coast of Somalia – a country without effective government where the separation line between “commercial” piracy and terrorism is becoming blurred. The TF seems to know very well where the piracy vessels are positioned. On the other hand the pirates seem to be well aware of the fact that CTF 150 is not allowed to operate in territorial waters. And for the time being the twelve nautical miles zone along the vast extension of the Somali coast serves as a safe haven for the pirates. But in search for a rich trophy, they often move far from the coast and are – just as within the territorial waters – monitored by CTF 150. When required CTF 150 then can take action. In February the USS Winston S. Churchill, one of the units of Task Force 150, captured a group of Somali pirates and handed them over to Kenya to stand trial.

The change over of command to Pakistan in April is an important moment for Commodore Ort. He calls it a big step forward for Operation Enduring Freedom. “From the very first moment it has been the intention for countries in the region to take over the operation. I see Pakistan as a very successful example of a country in the region with the required capabilities actually taking responsibility to participate in this operation. And not only participate but also immediately by taking over command; this will mean that – given all the contacts Pakistan has in this region – we can make a big step forward in involving other regional nations.”

As an example Commodore Ort mentions Saudi-Arabia, with which talks take place and with which Pakistan in its turn has good bilateral contacts. “Another country which has shown interest is Kenya. For us this is very interesting because it is a neighbouring country of Somalia and it is concerned about the possibility of the threatening situation to spread towards Kenya. Therefore Kenya is willing to cooperate with the international coalition.” Furthermore there are talks ongoing about the possible participation of South Africa, Egypt and the United Arabic Emirates in CTF 150. Commodore Ort is cautious in saying too much about these contacts towards mentioned countries – he rather leaves this up to the involved countries itself, just because of the internal sensitivities. At the headquarters in Bahrain praising words can be heard about the results Ort has achieved with countries in the region over the last months. There is even the – also known from different circumstances – terminology “Dutch Approach” being used.

Also NATO seems to have shown interest in participating as CTF 150. “I know these thoughts exist and I would like to encourage the idea”, Commodore Ort says. “NATO can fulfill an important additional role. We are short of assets, so every extra contribution is very much welcomed. NATO brings along not only great knowledge about procedures and mutual cohesion, but also experience in operating in the Mediterranean Sea (i.e. the NATO-operation Active Endeavour aimed against terrorism). Investigation at the NATO-headquarters learns, by the way, that there has not been made a formal proposal to participate in CTF 150. According to a spokesman there are only working contacts on a lower level between Task Force 150 and STRIKFORNATO, a maritime NATO command based in Naples. It is obvious that for participation as CTF 150 approval by the North-Atlantic Council would be required.

Up till now Task Force 150 has not been able to catch “big fish”. According to Commodore Ort the presence of the Task Force itself has a deterrent effect and it is “relatively quite” at the moment. “It can also be seen as follows: The chance of something happening at the moment is rather small. But the seriousness of an accident in this region is of such importance for our economy (50% of the daily oil trade volume is transported through this region) that we cannot afford not to cover the seaside of this area.”

An echo of these words can be heard hundreds of miles further at the headquarters in Bahrain. In this case the words come from Vice-Admiral Patrick M. Walsh, commander US Fifth Fleet, commander of US Naval Forces Central Command and commander of the Combined Maritime Forces which includes also CTF 150. A different Task Force under his command protects the oilfields and installations in the northern part of the Persian Gulf. And yet another Task Force under his command is operating in the central and southern part of the Persian Gulf.

Vice-Admiral Patrick M. Walsh and the author.

When asked about the effectiveness of the different operations (costing a lot of money) Vice-Admiral Walsh reacts a little bit grim. “Al Qaeda already has attacked ships at sea and vital infrastructure. It is difficult to indicate the costs of these attacks. All the attacks in this region have world wide consequences.” Just to illustrate the impact of terrorist attacks in this region: just before my conversation with Vice-Admiral Walsh there had been an attempted terrorist attack in Saudi-Arabia about 30 kilometers south of Bahrain. The attempt took place on one of the largest oil refineries of Saudi-Arabia. Immediately after the attempt there was a worldwide increase in the price of crude oil. This would also happen after attacks on oil-facilities and/or crude oil tankers at sea.

About the increased interest from CTF 150 in piracy operations off the coast of Somalia Vice-Admiral Walsh reacts that this is mainly of importance because at this moment we simply do not know what is going on in Somalia. “We think this area provides fertile grounds for terrorists. From our actions against pirates we have learned to be physically present in this area, help ships in distress and need to closely monitor international shipping routes.”

At the large U.S. naval base in Bahrain there is a separate building reserved for the countries participating as Coalition partner in Task Force 150. There is an international staff; each of the participating countries has its own office. The Netherlands is represented by extra personnel because of its leading role in CTF 150 at the moment. Some of the extra personnel are integrated in a vital part of this entire operation: The Intelligence Fusion Cell. In this cell all the intelligence data from ships and other sources is processed by 14 specialists of 9 different Coalition countries. There is a 24/7 dataflow to and from the ships within Task Force 150.

Dutch staff at Combined Maritime Forces in Bahrain. In the middle: marine corps colonel Erik Blommestijn, Senior National Representative. Photo: Hans de Vreij.

Colonel Erik Blommestijn of the Royal Netherlands Marine Corps is the Senior National Representative in Bahrain. One of his tasks is to act on behalf of the Commander of the Netherlands Defence Forces, General Dick Berlijn. He needs to make sure that the Dutch ships in Task Force 150 (HNLMS De Zeven Provinciën and the replenishment ship HNLMS Amsterdam presently taking part in Task Force 150. Also the submarine HNLMS Bruinvis used to take part) are not being asked to execute operations which contradict the Netherlands Rules of Engagement. He is what is called  a “Red Card Holder”. This red card is rarely drawn, Colonel Blommestijn says. “It does not happen very often because the headquarters is well aware of the different package of authorities of each Coalition partner”.

*Hans de Vreij was Security and Defence editor of Radio Netherlands. Story first published in 2005.

Geplaatst in Defensie, Terrorisme | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

NATO Foreign Ministers’ statement on the INF Treaty

Issued by the NATO Foreign Ministers, Brussels, 4 December 2018

  1. The Intermediate-Range Nuclear Forces (INF) Treaty has been crucial in upholding NATO’s security for over 30 years.
  2. Allies have concluded that Russia has developed and fielded a missile system, the 9M729, which violates the INF Treaty and poses significant risks to Euro-Atlantic security. We strongly support the finding of the United States that Russia is in material breach of its obligations under the INF Treaty.
  3. For over five years, Allies and the United States in particular, have repeatedly raised their concerns with the Russian Federation, both bilaterally and multilaterally. As we stated in the Brussels Summit Declaration in July, Russia has responded to our concerns with denials and obfuscation. Russia only recently acknowledged the existence of the missile system, but without providing the necessary transparency or explanation.
  4. The United States has remained in full compliance with its obligations under the INF Treaty since it entered into force. Allies have emphasized that the situation whereby the United States and other parties fully abide by the Treaty and Russia does not, is not sustainable.
  5. Russia’s violation of the INF Treaty erodes the foundations of effective arms control and undermines Allied security. This is part of Russia’s broader pattern of behaviour that is intended to weaken the overall Euro-Atlantic security architecture.
  6. Allies are committed to preserving strategic stability and Euro-Atlantic security. NATO will continue to ensure the credibility and effectiveness of the Alliance’s overall deterrence and defence posture.
  7. We will continue to consult each other regularly with a view to ensuring our collective security. We will continue to keep the fielding of Russian intermediate-range missiles under close review.
  8. Allies are firmly committed to the preservation of effective international arms control, disarmament and non-proliferation. Therefore, we will continue to uphold, support, and further strengthen arms control, disarmament and non-proliferation, as a key element of Euro-Atlantic security, taking into account the prevailing security environment.
  9. We continue to aspire to a constructive relationship with Russia, when Russia’s actions make that possible. As most recently confirmed at the Brussels Summit, we remain open to dialogue with Russia, including in the NATO-Russia Council.
  10. We call on Russia to return urgently to full and verifiable compliance. It is now up to Russia to preserve the INF Treaty.
Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Kabinet: Rusland schendt INF-verdrag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag

Onze Referentie
DVB/NW-130/2018

Datum 27 november 2018

Betreft Nederlandse conclusie over de Russische schending van het INF-verdragHet INF-verdrag (Intermediate-Range Nuclear Forces) is meer dan dertig jaar zeer belangrijk geweest voor de stabiliteit en veiligheid van het Euro-Atlantische gebied. Dit verdrag, dat grondgelanceerde raketten en kruisvluchtwapens met een bereik tussen 500km en 5500km verbiedt, heeft geleid tot het verwijderen van een gehele klasse nucleaire en conventionele systemen, en vormde de opmaat naar verdere ontwapeningsmijlpalen direct na de Koude Oorlog. Nederland en de NAVO- bondgenoten onderschrijven daarom het belang van het behoud van dit belangrijke wapenbeheersingsverdrag. Echter, volledige naleving van het verdrag door beide partijen is essentieel voor haar geloofwaardigheid en voor onze veiligheid.

Inlichtingen bevestigen nu dat Rusland het INF-verdrag schendt: Nederland kan eigenstandig bevestigen dat Rusland een grondgelanceerd kruisvluchtwapen heeft ontwikkeld en op dit moment introduceert (de zogenaamde 9M729; door de NAVO ook wel als SSC-8 aangeduid) met een bereik van meer dan 500 km, hetgeen onder het INF-verdrag verboden is. Deze constatering zal de basis vormen voor verdere Nederlandse standpunten over dit onderwerp.

Gezien de mogelijk serieuze consequenties voor de militaire verhoudingen, strategische stabiliteit en daarmee de veiligheid in Europa, hebben de Verenigde Staten, Nederland en andere NAVO-bondgenoten er sinds 2013 (toen duidelijk werd dat Rusland dit wapen ontwikkelde) veelvoudig bij Rusland op aangedrongen om deze kwestie op een substantiële en transparante manier aan te pakken, en actief deel te nemen aan een technische en inhoudelijke dialoog met de Verenigde Staten. Deze oproep aan Rusland is overgebracht in zowel bilaterale en multilaterale contacten als in openbare NAVO-verklaringen.

Echter, Rusland is niet ingegaan op deze herhaalde oproepen. De Russische regering heeft zich niet bereid getoond de door de VS gevraagde transparantie te bieden over dit systeem, of een oprecht technisch of inhoudelijk overleg aan te gaan met de Verenigde Staten. Bovendien bleek de Russische uitleg inconsistent: tot 2017 ontkende de Russische regering tegen de VS het bestaan van dit kruisvluchtwapen nog volledig; vervolgens erkende de regering het bestaan maar beweerde het dat het wapen het INF-verdrag niet overtreedt. Ook stelde het Russische leiderschap al eerder dat het INF-verdrag niet langer in het belang van Rusland was*.

Nu de Russische schending van het INF-verdrag is bevestigd, kan deze niet onbeantwoord blijven. Nederland zal de nauwe consultaties en samenwerking met de Verenigde Staten en andere NAVO-bondgenoten voortzetten over de toekomst van nucleaire wapenbeheersing in het algemeen en het INF-verdrag in het bijzonder. Het is duidelijk dat het INF-verdrag zich nu in zeer woelige wateren bevindt en dat het Amerikaanse geduld opraakt. Echter, Nederland zal zich de komende tijd pro-actief blijven inspannen om dit belangrijke verdrag overeind te houden, ook conform de motie Voordewind (Kamerstuk 33 694, nr. 30). Daarvoor is Rusland aan zet.

De NAVO-bondgenoten moeten de Russische schending van het INF-verdrag veroordelen, en Rusland oproepen om zo spoedig mogelijk terug te keren naar een verifieerbare naleving van het verdrag.

Indien Rusland ondanks alles het INF-verdrag blijft ondermijnen, en de VS vervolgens uit dit Russische gedrag definitieve conclusies moet trekken, moeten Nederland en NAVO-bondgenoten zich beraden over vervolgstappen – zowel op militair gebied als op het vlak van wapenbeheersing. Het is voor Nederland overduidelijk dat de verantwoordelijkheid voor de dan ontstane situatie bij Rusland ligt

Dit laat onverlet dat Nederland het van groot belang acht dat de NAVO en Rusland in dialoog blijven, vooral om ongevallen, misverstanden en escalatie te vermijden en transparantie op militair gebied te bevorderen. Mede op aandringen van Nederland kwam de NAVO-Rusland Raad (NRR) op 30 oktober jl. bijeen op ambassadeursniveau. De zorgen over het INF-verdrag werden toen nogmaals overgebracht, hoewel dit niet tot een toenadering heeft geleid.

De onzekere toekomst van het INF-verdrag maakt ook de actieve Nederlandse inzet op het bredere vlak van nucleaire wapenbeheersing en ontwapening des te pertinenter. Daarbij is het uitgangspunt het versterken van het fundament van de internationale non-proliferatie- en ontwapeningsarchitectuur, het Non- Proliferatieverdrag, waarvan Nederland in 2020 de vicevoorzitter van de toetsingsconferentie is. Nederland werkt daarnaast aan twee nieuwe ontwapeningsinitiatieven, te weten het opzetten van een dialoog over het scheppen van de voorwaarden voor nucleaire ontwapening, en het verlagen van nucleaire risico’s, mede door het promoten van strategische dialogen tussen kernwapenbezitters over deze onderwerpen. Binnen bondgenootschappelijke verplichtingen zet Nederland zich actief in voor een kernwapenvrije wereld.

* President Poetin noemde het INF-verdrag bijvoorbeeld “achterhaald” tijdens de München Veiligheidsconferentie in 2007, en minister van Defensie Ivanov noemde het kort daarvoor “de grootste vergissing” die Rusland op militair gebied begaan heeft.


De Minister van Buitenlandse Zaken         De Minister van Defensie

Stef Blok                                                           Ank Bijleveld-Schouten

(Summary: in this letter to Parliament, the Dutch government says that, based on its own intelligence, Russia is violating the 1987 INF (Intermediate Nuclear Forces) Treaty. It says Russia is currently fielding the 9M729 (NATO designation SSC-8) cruise missile which has a range of more than 500 kilometers (the lower INF threshold), HdV.) 

Geplaatst in Intelligence, NAVO, Russian Federation, Uncategorized, Verenigde Staten, weapons of mass destruction | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Verklaringen minister van Defensie, directeur MIVD en ambassadeur VK over een GROe (GRU)-operatie tegen de OPCW in Den Haag

Statements betreffende de verstoring van een cyberoperatie van de GRU door de MIVD op 4 oktober in Den Haag

Let op: Alleen gesproken woord geldt!

Ladies and gentlemen of the national and international media: W elcome.

Welcome also to the United Kingdom‘s ambassador Peter Wilson, who joins us today in connection with the joint nature of the intelligence operation we are about to share with you.

His presence is also an expression of the joint efforts of our two countries and other international partners to address the threats I will now inform you about.

We have invited you here today to describe how the Netherlands Defence Intelligence and Security Service, or DISS, disrupted a cyber operation conducted by the Russian military intelligence service – GRU – in the Netherlands.

On the 13th of April this year, DISS carried out an operation to disrupt a GRU operation targeting the Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons – the OPCW – in The Hague.

General Eichelsheim will explain further details of the operation in a few moments. Please allow me to continue in Dutch…

Het Nederlandse kabinet vindt het zeer zorgelijk dat de OPCW doelwit is van ondermijning door de Russische militaire inlichtingendienst. Als gastland heeft Nederland de taak om organisaties als de OPCW – van fundamenteel belang voor de internationale rechtsorde – te beschermen. Die bescherming hebben we dan ook geboden. De MIVD heeft de cyberoperatie verstoord en de vier betrokken Russische inlichtingenofficieren zijn nog dezelfde dag het land uit begeleid.

Hierdoor is voorkomen dat de systemen van de OPCW zijn gehackt. Ik ben trots op de MIVD voor hun werk.

Ik wil benadrukken dat samenwerking bij dit succes een grote rol heeft gespeeld.

Samenwerking in Nederland…maar zeker ook samenwerking met onze internationale inlichtingenpartners…goede internationale samenwerking is cruciaal bij het aanpakken van dreigingen als de GRU.

Het laat ook zien hoe belangrijk het is dat we nu en in de toekomst blijven investeren in de internationale samenwerking op het gebied van inlichtingen.

Dames en heren,
Sinds de verstoring in april heeft Nederland het inlichtingenonderzoek voortgezet.

Dit nadere onderzoek heeft uitgewezen dat de laptop van één van de vier Russische inlichtingenofficieren eerder ook verbindingen heeft gemaakt in Brazilië, Zwitserland en Maleisië. Zowel generaal Eichelsheim als ambassadeur Wilson zullen hier in hun presentaties verder op in gaan.

De activiteit van de GRU in Maleisië was gericht op het MH17-onderzoek. Dit is voor Nederland uiteraard een heel gevoelige kwestie. Laat ik daarom herhalen wat de Nederlandse autoriteiten eerder hebben gezegd: álle organisaties die betrokken zijn bij het MH17-onderzoek zijn zich al langer bewust van de interesse van Russische inlichtingendiensten in dit onderzoek en hebben gepaste maatregelen genomen.

Wij zijn en blijven zeer alert op dergelijke dreigingen.

Dames en heren,

Wij maken deze GRU-cyberoperatie vandaag openbaar samen met onze Britse partners. Maar ook samen met het Amerikaanse Department of Justice.

In augustus heeft de Amerikaanse justitie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar Russische cyberoperaties een rechtshulpverzoek ingediend bij het Nederlandse Openbaar Ministerie. Het OM heeft informatie aan de VS verstrekt, gebaseerd op een ambtsbericht van de MIVD. In dit ambtsbericht hebben we klip en klaar de vier mannen benoemd en uitgebreid hun acties beschreven.

Het Amerikaanse Department of Justice zal de aanklacht vanmiddag openbaar maken en op een persconferentie verdere details verstrekken. Dit betekent dat de details van de verstoring in de openbaarheid komen. Dat verklaart ook waarom we nu in de openbaarheid treden.

Ik ben me ervan bewust dat het onthullen van deze cyberoperatie door de GRU een buitengewone stap is voor Nederland. Dat geldt ook voor het verstrekken van details over een Nederlandse contra-inlichtingenoperatie. Wij doen dat normaal niet.

Toch heeft de Nederlandse regering, samen met internationale partners, besloten deze stap te zetten. Wij geven hiermee een duidelijke boodschap af: dat de Russische militaire inlichtingendienst moet stoppen met deze ondermijnende cyberoperaties.

Met het onthullen van de werkwijze van de GRU maken we het de GRU moeilijker en vergroten we tegelijkertijd onze eigen weerbaarheid.

Dat is de reden dat wij vandaag de buitengewone stap nemen om deze Russische inlichtingenofficieren publiekelijk te identificeren. U gaat dat zo zien.

Ik nodig nu generaal Eichelsheim, de directeur van de MIVD, uit om u te voorzien van de details van de verstoring van de cyber operatie van de GRU in Den Haag.

Generaal…

Presentatie generaal Eichelsheim*

Dank u, excellentie, Dames en heren,

Zoals zojuist uiteengezet door de minister heeft mijn dienst op 13 april om kwart voor vijf in de middag een operatie verstoord van een team van de GRU in Den Haag naast het gebouw van de OPCW.

De GRU-operatie was erop gericht om van korte afstand het WiFi-netwerk van de OPCW te hacken en te infecteren. Een zogenaamde ‘close access hack operatie’.

Ik wil u stapsgewijs meenemen door onze bevindingen.
Deze bevindingen zijn gebaseerd op onze contra-inlichtingenoperatie maar ook op de gegevens en de apparatuur die zijn achtergelaten door de GRU-officieren.

  1. Op 10 april reisden vier Russische personen op een diplomatiek paspoort van Moskou naar Amsterdam Schiphol. Gedurende deze week heeft de MIVD deze personen geïdentificeerd als inlichtingenofficieren van de Russische militaire inlichtingendienst GRU
  2. Op Schiphol werden de Russische inlichtingenofficieren begeleid door een assistent van de Russische ambassade, zoals u hier op deze foto kunt zien.
  3. Alle vier de inlichtingenofficieren waren in bezit van een diplomatiek paspoort .
    Het betreft:
  4. Aleksei MORENETS
  5. Evgenii SEREBRIAKOV.
    a. Merk hierbij op dat hun paspoorten maar twee cijfers van elkaar verschillen
  6. Oleg SOTNIKOV
  7. Aleksey MININ
  8. Zij huurden een Citroen C3 vanaf woensdag 11 April tot maandag 16 April
  9. De huurovereenkomst laat duidelijk zien dat zowel SOTNIKOV als MININ als chauffeur geregistreerd waren voor dit voertuig.
  10. Op woensdag 11 april kreeg de MIVD door regulier contra-inlichtingenwerk – waarmee we voortdurend zicht willen houden op de activiteiten van statelijke actoren – deze vier GRU inlichtingenofficieren in het vizier.
  11. Mede op basis van inlichtingen van een partnerdienst werd duidelijk dat zij bezig waren met verkenningen voor een close-acces-hack operatie. De techniek die zij daarvoor konden inzetten werd ook duidelijk.
  12. In de dagen 11 en 12 april werd duidelijk dat zij hun focus richten op de OPCW.
  13. Beelden van de camera van Minin bevestigen dit ook.
  14. Op vrijdag 13 april stond de gehuurde Citroen C3 met kenteken PF-934-R geparkeerd op de parkeerplaats van het Marriott Hotel in Den Haag. Dit parkeerterrein grenst direct aan het hoofdkantoor van de OPCW.
  15. De achterkant van het voertuig was gericht op het OPCW gebouw.
  16. In de kofferbak van deze huurauto zat specialistische apparatuur, bedoeld om via WiFi-verbindingen het OPCW netwerk te hacken, gebruikers te identificeren en hun inloggegevens te onderscheppen.
  17. De antenne van deze opstelling was bedekt met een jas en gericht op het OPCW hoofdkwartier
  18. De benodigde acculader hebben de Russen hier in Den Haag gekocht.De opstelling was actief vrijdagmiddag.

Er was dus sprake van een directe dreiging tegen de digitale communicatienetwerken van de OPCW. Onze taak als inlichtingendienst is voorkomen dat dergelijke cyberoperaties slagen. We hebben daarom de GRU-operatie verstoord. De vier heren zijn het land uit begeleid. Hierdoor hebben we de OPCW beschermd en ernstige schade voorkomen.

Dames en heren,

Wat weten we nog meer over deze vier GRU-inlichtingenofficieren?

We hebben vastgesteld dat:

  1. zij operationele inlichtingentechnieken toepasten, zoals het gebruiken van een grote hoeveelheid verschillende telefoons en andere devices.
  2. zij probeerden surveillance te voorkomen en hun apparatuur onbruikbaar probeerden te maken nadat wij ze verstoord hadden
  3. zij een groot veiligheidsbewustzijn hadden en bijvoorbeeld hun afval meenamen van hun hotelkamer om dit elders weg te gooien.
  4. ze een ongebruikelijk grote hoeveelheid cash geld bij zich hadden.
  5. op één van hun laptops zoekslagen waren uitgevoerd naar de OPCW en de locatie van de OPCW
  6. naast de specialistische apparatuur die in de huurauto was opgesteld droeg SEREBRIAKOV in zijn rugtas accessoires die aan de WiFi hackingopstelling kon worden toegevoegd en gebruikt kon worden om netwerken binnen te dringen, zoals een wifi pineapple, signaalversterkers en diverse antennes.
  7. logging van sommige van hun telefoons liet zien dat deze voor het eerst geactiveerd zijn via een telefoonmast in Moskou op 9 april.
  8. Dit bleek de dichtstbijzijnde telefoonmast bij een bekende GRU-kazerne te zijn, namelijk op Komsomolsky Prospekt 20. Op dit adres is het 85th Main Special Service Center gevestigd, met militair veldpostnummer 26165.
  9. Eén van de Russische inlichtingenofficieren, Aleksei MORENETS, had een taxibonnetje bij zich voor een rit naar het vliegveld voor zijn vlucht naar Amsterdam op dinsdagochtend 10 april. Dit bonnetje laat zien dat hij is opgepikt van een straat genaamd Nesvizhskiy pereulok.
  10. Aan de straat Nesvizhskiy pereulok zit een een achteruitgang van de eerder genoemde GRU-kazerne op Komsomolsky Prospekt 20. Het genoemde 85e Main Special Service Center van de GRU is dezelfde eenheid die recent is aangeklaagd in de Verenigde Staten voor zijn betrokkenheid bij het hacken van de Democratische Partij in 2016. Dit is dezelfde GRU-eenheid die verantwoordelijk is voor de digitale spionagecampagne die bekend staat als APT28 of Fancy Bear, aan wie onze Britse collega’s vanochtend een aantal cyberoperaties hebben toegerekend.De laptop van SEREBRIAKOV wijst ook op andere cyber operaties door deze GRU-eenheid.

29. De laptop van SEREBRIAKOV bevatte bijvoorbeeld een foto van SEREBRIAKOV met een Russische atlete die genomen is in Brazilië ten tijde van de Olympische Spelen in augustus 2016.
30. Ook laat de logging van SEREBRIAKOV’s laptop zien dat SEREBRIAKOV aanwezig was in Lausanne, Zwitserland in September 2016.

Daarnaast laat de logging ook zien dat SEREBRIAKOV in december 2017 aanwezig was in het district van Kuala Lumpur waar veel overheidsorganisaties gevestigd zijn die te maken hebben met het MH17-onderzoek. Sir Alan Duncan zal hier zo dadelijk meer over vertellen.

31. Verder heeft het nadere inlichtingenonderzoek uitgewezen dat de GRU-inlichtingenofficieren van plan waren om van Den Haag naar Zwitserland door te reizen, om daar een andere cyberoperatie uit te voeren. De laptop van SEREBRIAKOV bevatte online zoekslagen naar het door de OPCW- geaccrediteerde Zwitserse laboratorium in Spiez, dat onderzoek doet naar chemische strijdmiddelen.

32. De inlichtingenofficieren hadden ook geprinte afbeeldingen bij zich van Russische diplomatieke faciliteiten in Genève en Bern.

33. Tot slot hebben de inlichtingenofficieren treintickets gekocht voor een reis naar Zwitserland op dinsdag 17 april.

Dames en heren,

Digitale manipulatie en sabotage vormen een serieuze dreiging. Deze dreiging speelt zich niet alleen ver van ons bed af. De GRU is ook hier in Nederland, met al zijn internationale organisaties, actief. Het is belangrijk dat we deze dreiging blijven bestrijden. Dat kan alleen in nauwe samenwerking met onze inlichtingenpartners, zowel nationaal als internationaal. Het grote belang van die samenwerking is vandaag opnieuw aangetoond.
En ik ben echt super trots op mijn mensen die deze contra-inlichtingenoperatie mogelijk hebben gemaakt.

Dan geef ik nu graag het woord aan ambassadeur Peter Wilson.

(* Bijbehorende Powerpoint-presentatie van generaal Eichesheim met de in deze presentatie genoemde afbeeldingen: https://www.defensie.nl/onderwerpen/cyber-security/russische-cyberoperatie)


Statement ambassadeur Peter Wilson

I’d like to thank my Dutch colleagues and to make a few remarks. The United Kingdom and the Netherlands are close security partners, and our presence together today in The Hague underlines that.

The disruption

The disruption of this attempted attack on the Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) was down to the expertise and professionalism of the Dutch security services, in partnership with the UK. The OPCW is a respected international organisation, which is working to rid the world of chemical weapons. Hostile action against it demonstrates complete disregard for its vital mission.

This disruption happened in April. Around that time, the OPCW was working to independently verify the UK’s analysis of the chemical used in the poisoning of the Skripals in Salisbury. As we know, the OPCW confirmed the UK’s analysis that a Novichok nerve agent was used in the Salisbury attack – which we now know for certain was carried out by serving GRU officers.

The OPCW was also due to conduct analysis of the chemical weapons attack in Douma on 7 April. This operation in The Hague by the GRU was not an isolated act. The Unit involved, known in the Russian military as Unit 26165, has sent officers around the world to conduct brazen close access cyber operations.

One of the GRU officers who was escorted out of the country by our Dutch colleagues, Yevgeniy Serebriakov, also conducted malign activity in Malaysia. This GRU operation there was trying to collect information about the MH17 investigation, and it targeted Malaysian government institutions including the Attorney General’s office and the Royal Malaysian Police.

As the General has just mentioned, we also know that the GRU officers who were stopped in The Hague planned to travel on to the OPCW designated laboratory in Spiez. This wouldn’t have been the first time they’d travelled to Switzerland. Intelligence collected from a laptop that belonged to one of the GRU officers disrupted in The Hague shows that it had connected to WiFi at the Alpha Palmiers Hotel in Lausanne in September 2016 – where a WADA conference was taking place.

That conference was attended by officials from the International Olympic Committee and the Canadian Center for Ethics in Sport. They found themselves the victims of a cyber attack. One official from the Canadian Center had their laptop compromised by ‘APT28’ malware; this was probably deployed by an actor connected to the same hotel WIFI network. Immediately after this laptop was compromised, the Center’s computer systems were infected more broadly by APT28 malware. Subsequently, APT28 actors also compromised the IP addresses of the International Olympic Committee.

APT28, Sandworm and Salisbury

Earlier today the British Government has publicly revealed that APT 28 and a number of other cyber actors, widely known to have been conducting cyber attacks around the world, are in fact the GRU.

The UK National Cyber Security Centre has made this assessment because of compelling technical evidence that links these actors’ operations to known GRU technical infrastructure. This leads them to assess that the GRU was almost certainly responsible for these actors’ attacks.

I want to make it completely clear: the officers disrupted in The Hague are part of the same Unit of the GRU – 26165 – which is responsible for APT28. Another of the cyber actors identified as the GRU was Sandworm, which was active in the wake of the Salisbury attack. I can reveal that they were behind the following attempted intrusions:

  • in March, straight after the Salisbury attack, the GRU attempted to compromise UK Foreign and Commonwealth Office computer systems via a spear phishing attack
  • in April, GRU intrusions targeted both the computers of the UK Defence and Science Technology Laboratory, as well as the Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons
  • in May, GRU hackers sent spear phishing emails which impersonated Swiss federal authorities to target OPCW employees directly, and thus OPCWcomputer systems.

These cyber-attacks were carried out remotely – by GRU teams based within Russia.

Pattern of behaviour: the GRU

Alongside our allies, the United Kingdom is committed to confronting, exposing and disrupting the GRU’s activity. Their pattern of behaviour is exemplified by the reckless attempted operation against the OPCW’s headquarters here in The Hague, which was brilliantly disrupted by the Dutch security services. But its wider implications bear repeating.

As our attributions today have made clear, the GRU has interfered in free elections and pursued a hostile campaign of cyber-attacks against state and civilian targets.

Conclusion

The GRU is an aggressive, well-funded, official body of the Russian State. It can no longer be allowed to act aggressively across the world, and against vital international organisations, with apparent impunity.

I should repeat that this is a real and multi-faceted threat, conducted by both remote and proximate means. GRU officers do not just attempt to compromise our computer systems from their barracks in Moscow. As we have shown today:

  • they have operated on the streets of the Netherlands to target the OPCW
  • they travelled across the world under diplomatic cover to target the MH17 investigation in Malaysia and a WADA conference in Switzerland
  • and they operated in a quiet British city to apply a banned nerve agent to a door handle

With its aggressive cyber campaigns, we see the GRU trying to clean up Russia’s own mess – be it the doping uncovered by WADA or the nerve agent identified by the OPCW.

Our world-leading intelligence partnership and outstanding professionalism from the Dutch, British and allied security and intelligence communities have allowed us to disrupt and expose them.

On the basis of what we have learnt in the Salisbury investigation – and what we know about this organisation more broadly – we are now stepping up our collective efforts against malign activity, and specifically against the GRU.

We will increase further our understanding of what the GRU is doing, and attempting to do, in our countries. We will shine a light on their activities. We will expose their methods and we will share this with our allies. This includes strengthening international organisations, and working to protect other potential targets from further harm.

Through our institutions, including the EU, we will work with allies to update sanctions regimes to deter and respond to the use of chemical weapons, we will combat hostile activity in cyberspace, and we will punish human rights abuse.

The GRU can only succeed in the shadows. We all agree that where we see their malign activity, we must expose it together. And we will.

(Source: https://www.gov.uk/government/speeches/minister-for-europe-statement-attempted-hacking-of-the-opcw-by-russian-military-intelligence

Conclusie minister van Defensie

Thank you ambassador Wilson,

Dames en heren,

Een team van vier Russische militaire inlichtingen officieren heeft afgelopen april het OPCW in Den Haag als doelwit gekozen voor een cyber operatie.

Het Amerikaanse ministerie van Justitie maakt vanmiddag een aanklacht openbaar tegen diverse Russische inlichtingenofficieren.

De Nederlandse regering vindt het zeer zorgelijk dat de OPCW, een internationale organisatie, doelwit was van deze cyberoperatie door de GRU. Het OPCW is gevestigd op Nederlands grondgebied.

Als gastland hebben wij een speciale verantwoordelijkheid om internationale organisaties vrij en veilig hun werk te kunnen laten doen. Die verantwoordelijkheid hebben we genomen. We hebben de cyber operatie verstoord voordat de GRU grote schade kon toebrengen.

Vandaag zet Nederland samen met internationale partners de schijnwerper op deze ondermijnende cyberoperaties van de GRU.

Door hiermee naar buiten te treden geeft Nederland een duidelijk signaal af: Rusland moet hiermee ophouden.

De Russische ambassadeur is zojuist ontboden bij het ministerie van Buitenlandse Zaken om hem deze boodschap over te brengen.

Vandaag worden onze internationale partners in de EU en NAVO en daarbuiten geïnformeerd over deze onacceptabele actie.

Met deze partners werken we samen om cyberdreigingen als deze een halt toe te roepen.

++++++++++++++++++++++

Meer informatie: https://www.defensie.nl/onderwerpen/cyber-security/russische-cyberoperatiehttps://www.defensie.nl/actueel/nieuws/2018/10/04/mivd-verstoort-russische-cyberoperatie-bij-de-organisatie-voor-het-verbod-op-chemische-wapens

+++++++++++++++++++++++

U.S. Department of Justice: U.S. Charges Russian GRU Officers with International Hacking and Related Influence and Disinformation Operations

+++++++++++++++++++++++

Geplaatst in Chemical weapons, Intelligence, Rusland, Russian Federation | Tags: , , , , , , | Een reactie plaatsen

Rapport over de dood van cameraman Stan Storimans in Georgië, 12 augustus 2008

[In 2008 publiceerde het ministerie van Buitenlandse Zaken een onderzoeksrapport naar de dood van RTL-camerman Stan Storimans in Georgië eerder dat jaar. Onderstaand de originele Engelstalige tekst*. Vreemd genoeg is deze niet meer te vinden op de website van Buitenlandse Zaken, noch die van de Tweede Kamer. Ik vind het via de ‘Wayback Machine‘, hdv]

Report of the Storimans investigative mission

The Hague

20 October 2008

Contents                                                                     Page

Introduction                                                                 3

General

Assignment

Activities

Events leading up top the incident                         4

General situation in Gori on 11/12 August 2008

RTL team visit to Gori on 12 Augustus 2008

Reconstruction of events                                            5

Conclusions                                                                     7

Introduction

General

There was great uncertainty regarding the circumstances surrounding the death of RTL cameraman Stan Storimans  in the Georgian city of Gori on 12 August 2008. Requests to both the Georgian and Russian authorities for information that might clarify the situation failed to yield useful information.

Assignment

On 25 August 2008 the Minister of Foreign Affairs appointed a mission to gather factual information that could clarify the circumstances in which Mr Storimans died in the city of Gori on 12 August 2008. The mission was headed by former ambassador Mr A.P.R. Jacobovits de Szeged and former commander of the Royal Military and Border Police Lt. Gen. (Retd.) M.A. Beuving.

Activities

The mission conducted its investigation in Georgia from 29 August to 3 September 2008. The investigation included interviews with witnesses and with national and international authorities and organisations.

During a visit to Gori, local residents were interviewed, some of whom had been present during the incident. The damage that had been caused was also examined. A great deal of direct evidence had already been cleared away or moved in the period of nearly three weeks since the incident, but some materiel was secured nonetheless. The mission received a large quantity of indirect evidence, in the form of pho§to and video material, from journalists, security cameras and the Georgian authorities. The mission spoke to the Russian ambassador in Georgia and asked him to contact the Russian authorities responsible for operations around Gori on 12 August 2008. The mission was referred to the authorities in Moscow.

After returning to the Netherlands, the material was analysed with the assistance of the Ministry of Defence and the Netherlands Forensic Institute (NFI).

On 17 October 2008 the mission met with representatives of the Russian Ministry of Foreign Affairs and Ministry of Defence in Moscow and shared its findings with them. The Russian interlocutors did not respond to the findings in detail. They said that Russia did not have any information on the event and that they would thoroughly study the mission’s findings. They also expressed the hope that this issue would not adversely affect bilateral relations.

Events leading up to the incident

General situation in Gori on 11/12 August 2008

In the face of the Russian advance, all Georgian units hastily retreated. In the days leading up to 12 August, military targets in Gori were bombarded, during which blocks of flats next to a barracks complex were also hit. This resulted in several dozen casualties and fatalities. By 12 August, military and police units had abandoned Gori. Much of the population had also fled. A few elderly residents and some men who wanted to protect their shops and homes remained.

RTL team visits Gori on 12 August 2008

On 11 August, the RTL team, consisting of Mr Akkermans and Mr Storimans, was in Tbilisi. While there, they heard Gori and been deserted. They decided to visit Gori next day, and arranged for a taxi driver to take them there. The next morning they were joined by an Israeli journalist. The taxi containing Mr Akkermans, Mr Storimans and the Israeli journalist arrived in Gori at approximately 10:00 on 12 August. During their journey they had seen the bombardment of the hills around Gori but given the distance involved considered that this presented no danger. They examined several location in Gori, such as the the flats that had been hit, and also visited the hospital. At approximately 10:30 they stopped at the northeastern corner of the central square in Gori. Shortly before, two cars had collided on the deserted square a short distance away. The taxi drive, Mr Akkermans and the Israeli journalist stayed close to the taxi, where several other journalists had also gathered. Mr Storimans walked onto the square to shoot some footage, including the statue of Lenin. Mr Storimans was walking back to the taxi and had almost reached it when explosions occurred.

During the explosions, at least five people, including Mr Storimans, suffered fatal injuries. Several others were also injured; the Israeli journalist was seriously wounded, while Mr Akkermans and the taxi driver received minor injuries to their legs. Many buildings in the direct vicinity were hit and many windows were shattered. The buildings did not sustain any structural damage.  Two small craters were evident in the square immediately after the explosion, together with the remains of a then-unidentified missile. The taxi was also hit.

Reconstruction of events

The mission reconstructed the events on the basis of the material gathered. The main sources are as follows.

  • On-site investigation

During the on-site investigation, the mission was able to establish that the entire square and several nearby streets had been hit in the same manner. An area of around 300 by 500 meters was struck by small metal bullets measuring around 5 mm. It was deduced from the entry holes that the bullets were from multiple explosions, with on the ground and in the air. Bullets were removed from the walls and taken away for analysis. Photos were taken of various small craters, both on the square and in the nearby streets.

  • Analysis of photo and video material  

A large quantity of photo and video material from a variety of sources was made available to the mission. The main findings of the analysis are:

-Reuters captured the explosions on video, both from a distance and from inside the square itself. The explosions were also recorded by security cameras at two banks at the southern end of he square. Analysis of this material shows that the square and surrounding are were hit by about 20 explosions at around 10:45, and that each explosion scattered a large number of bullets. The explosions can be seen to occur with in the air and on the ground.

-Video material from various sources show that after the explosions on the Western side of the square, the head of a missile descended. The missile was photographed in detail by the Georgian authorities and simultaneously by teams from CNN and Sky News. Serial numbers can be seen on the underside of the missile head.

-Other photo material shows the carrier part of a rocket, which landed between blocks of flats in the direct vicinity of the square. Photos are also available from the Georgian authorities and from the NGO HALO Trust, which show that part of a rocket engine fell through a roof into a bedroom a few hundred meters from the square.

  • Analysis of other material

The 5 mm bullets, which the mission found in the walls in Gori, which mr Akkermans retrieved from the taxi, and one of which was found in Mr Storimans’ body during the autopsy, were further analysed by the NFI and proved to be identical both optically and in terms of composition. The autopsy revealed that the bullet had fatally damaged Mr Storimans’ heart and lungs.

The explosions are consistent with submunitions from a cluster weapon exploding on the ground and in the air. The submunitions scattered large number of small bullets designed to eliminate military personnel.

Weapons of this kind are typically deployed in locations where large numbers of unprotected troops are concentrated, such as rear areas or barracks. Structural damage to matériel does not occur.

Cluster weapons can be conveyed to the target in various ways – by rocket, aircraft or artillery grenade.

Based on the available footage, it was established that the rocket remains found in and around the square were from a SS-26 rocket. This is confirmed both by visual characteristics and by the serial numbers found on the fragments and visible in the photos.

The SS-26 is a modern tactical ballistic rocket which is inly found in the weaponry of the Russian Federation. These rockets are able to hit a specified target over a distance of hundreds of kilometers to within an accuracy of about ten meters.

Conclusions

Based on its investigation, the mission draws the following conclusions:

  • Stan Storimans died at approximately 10:45 on 12 August 2008 due to fatal injuries caused by a single 5 mm bullet from an anti-personnel submunition released by a cluster weapon.
  • The area around the square in Gori, measuring about 300 by 500 meters, was hit by a cluster weapon comprising about 20 exploding submunitions, which scattered large numbers of small bullets. Mr Storimans and at least four other people were fatally wounded. Several other people suffered serious or minor bullet wounds.
  • The cluster weapon must have been propelled by tactical ballistic rocket of type SS-26 from the Russian Federation.

The mission has established that these were the circumstances in which Mr Storimans died.

[source

 

Statement by the Permanent Representative of the Kingdom of the Netherlands to the OSCE regarding the death of Dutch cameraman Stan Storimans on 12 August 2008

Geplaatst in Rusland, Russian Federation, Uncategorized | Tags: , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Eerste Nederlandstalige artikelen over ‘novitsjok’

Eerste artikelen over ‘Novitsjok’ in de Nederlandse kranten. Gevonden op http://www.delpher.nl.

Rus: wapenakkoord misbruikt

Door Hans Geleijnse, correspondent in Moskou

Dr. Vil Mirzajanov schudt vertwijfeld het hoofd. Hij kan er absoluut niet bij dat het Westen vertrouwen schenkt aan de Russische handtekening onder de VN-Conventie op het Verbod van Chemische Wapens, die vorige maand in Parijs werd ondertekend. „De Conventie zal door onze generaals worden misbruikt om oude wapens op te ruimen en intussen door te gaan met de ontwikkeling van nieuwe”, weet Mirzajanov zeker.

Het wantrouwen van de scheikundige is gebaseerd op een kwart eeuw arbeid in het hart van chemische-wapencomplex van de Sovjet-Unie, dat nu onder Russische vlag opereert. Mirzajanov heeft geen vertrouwen in de effectiviteit van het nieuwe, in Den Haag te vestigen, VN-agentschap dat naleving van de conventie moet controleren met inspecties ter plekke. „Wie de formule voor onze nieuwe wapens niet kent, weet ook niet waar hij moet zoeken. Er is geen enkele garantie tegen schending van het verdrag”, zegt hij. Mirzajanov kreeg vorig iaar september genoeg van de sfeer van ‘leugens en bedrog’ waarin hij moest werken. Hij plaatste zn eigen ‘bom’, kreeg het aan de stok met de KGB en is nu zn baan kwijt, in afwachting van een proces. Mirzaianovs explosief bestond uit onthullende artikelen en interviews, de meeste samen met collega Lev Fjodorov.

Leninprijs

Tot voor kort dacht hij dat Jeltsin niet volledig was geïnformeerd over de ontwikkelingen in de chemische sector. Nu zoekt hij de fout bij de Russische president zelf. „Hij heeft zich omringd met lieden als Koentsjevitsj. Mensen die eerst de chemische wapens ontwikkelden, daarvoor van Gorbatsjov de Lenin-prijs in ontvangst mochten nemen en nu diezelfde wapens zouden moeten vernietigen. Dat komt neer op opdracht geven aan de wolf om het konijn van griep te genezen”. De vraag waarom het Westen niet op Mirzajanovs onthullingen reageert, kan in Moskou in elk geval niet worden beantwoord. De Amerikaanse ambassade reageert op de bekende Sovjet^wijze: veel beloften om terug te bellen, maar er gebeurt niets, of de betrokken functionaris is afwezig. Mirzajanov wil best toegeven dat de grens tussen ‘gewoon’ chemisch onderzoek, bijvoorbeeld naar nieuwe pesticiden of kunstmest, en wapenresearch een zeer vage is. Hij sluit niet uit, dat het Westen evenmin brandschoon is. „Misschien protesteert Amerika daarom wel niet tegen zo ’n man als Koentsjevitsj. Misschien hebben beide kanten wel belang bij opruiming van milieugevaarlijke ineffectieve wapens en ontwikkeling van een nieuwe generatie. Per slot van rekening is het chemische wapen aanzienlijk goedkoper te produceren dan een nucleair of hitech conventioneel oorlogstuig”, zegt hij.

Gespleten tong

Volgens de beide wetenschappers praat Rusland aan de onderhandelingstafel met gespleten tong. Met Amerika werd in 1990 een verdrag tot vernietiging van chemische wapens afgesloten. Maar in 1992 werd rustig doorgewerkt aan ontwikkeling, test en produktie op kleine schaal van een supergevaarlijk nieuw chemisch wapen. Sterker nog: Mirzajanov weet ook zeker dat de chef van het chemische wapenprogramma, generaal Anatoli ïtoentsjevitsj, 25 miljoen dollar die de Amerikanen beschikbaar stelden voor vernietiging van chemische wapens, in de ontwikkeling van nieuwe stopt.

Mirzajanov, die in 1990 uit de Communistische Partij stapte, werkte in het Onderzoeksinstituut voor Organische Chemie en Technologie, gevestigd aan de Boulevard der Enthousiasten in Moskou. De laatste vijf jaar was hij directeur van de afdeling Maatregelen tegen Buitenlandse Inlichtingendiensten. Mirzajanov weet dus van de hoed en de rand als het gaat om afschermen van geheimen. Zn werk bracht hem, zegt hij, in zowat alle laboratoria, produktieplaatsen en testgebieden voor chemische wapens in het voormalige Sovjetrijk. Des te meer stoort het hem, dat het Westen, en vooral Amerika, niet heeft gereageerd op zijn onthullingen, terwijl de KGB hem nota bene arresteerde.

Binair

Maar nóg bezorgder is Mirzajanov over de verdere ontwikkeling van een nieuw, binair wapen. Binaire wapens bestaan uit twee chemische componenten die, met elkaar in aanraking gebracht, een uiterst effectief gifgas produceren. Volgens Mirzajanov is het wapen ontwikkeld in net chemische complex van de Wolga-plaats Tsjeboksarks, heeft het de codenaam Novitsjok (Nieuweling) en is het vele malen effectiever dan de Amerikaanse variant VX.

Volgens Mirzajanov is het tamelijk eenvoudig om de ontwikkeling en produktie van binaire wapens geheim te houden, omdat de chemische componenten afzonderlijk niet als potentieel wapen worden herkend. Ontdekking zou alleen mogelijk zijn, als de formule bekend is. Mirzajanov zegt die formule te kennen, maar wil hem niet onthullen.

Mirzajanov is gefrustreerd dat de onthullingen van Vladimir Pasetsjnik, een bioloog die in 1989 naar net Westen overliep, wel effect sorteerden. Pasetsjnik lichtte Amerika en Groot-Brittannië in over een omvangrijk programma voor de ontwikkeling van biologische wapens, dat onder de dekmantel van een onschuldig ogende firma, Biopreparat, werd gefinancierd. Niettemin had Moskou in 1975 een verdrag getekend dat biologische wapens geheel en al uitbande. BBC en Newsweek publiceerden recentelijk over de gevolgen: Boris Jeltsin moest na westerse aandrang zijn militairen tot de orde roepen. Hij vaardigde een speciaal decreet uit, dat het einde van Biopreparat tot gevolg zou moeten nebben. Mirzajanov: „En nog kunnen we er niet zeker van zijn dat dit programma ook werkelijk is gestopt”.

‘Veel meer’

„Ik heb gezegd dat in onze arsenalen veel meer chemische wapens liggen dan de 40.000 ton die we officieel hebben opgegeven. Waarom is eerst niet een grondige inventarisatie gevraagd voordat de Conventie werd ondertekend? Hoe kun je controleren of alles wordt vernietigd als ie niet eens op de hoogte bent van ac echte omvang? De papieren ziin gewoon vervalst, er staat 40.000 ton, in werkelijkheid is het 70.000 ton en misschien wel meer”, zegt Mirzajanov geëmotioneerd. Mirzajanov zegt dat het om veelal verouderde wapens gaat, vooral mosterd-,en zenuwgas. De produktie is al in de jaren twintig gestart en er is een continue stroom van duizenden tonnen per jaar, zegt hij. „Vaak weet het Westen dankzij spionagesatellieten beter waar de opslagplaatsen zijn dan onze eigen bevolking. Veel van die wapens zijn gewoon gedumpt, met alle risico’s voor het milieu”.

Langs de ‘rivier van de chemische dood’, de Wolga, van het zuidelijke Wolgograd tot het noordelijke Tsjeboksarsk, wemelt het van de chemische complexen. Sommige, zoals in Tsjapajevsk, zijn omgebouwd tot vernietigingsplaats. Maar volgens Mirzajanov is het maar goed dat de lokale bevolking daar in opstand is gekomen. Nog beter is net, dat het parlement twee weken terug niet akkoord is gegaan met door Koentsjevitsj voorgelegde plannen tot opruiming van de oude voorraden. „Het geld is er niet, de technologie evenmin. De vier door Koentsjevitsj en de zijnen voorgestelde plaatsen liggen dicht bij bevolkingscentra, de risico’s zijn enorm”, waarschuwt hij.

Gevangenis

Voorlopig worstelt hij nog met de consequenties van zijn bekering van wapenontwikkelaar tot luider van de alarmbel. De schending van zijn beroepsgeheim kan hem op vijf tot zeven jaar gevangenisstraf komen te staan. Mirzajanov: „En zelfs als ik niet wordt berecht, of vrijgesproken kan ik er zeker van zijn dat de KGB mij en mijn gezin het leven onmogelijk zal maken. Vergis je niet, er is in Rusland wat dat betreft maar weinig veranderd”.

Z’n echtgenote en twee kleine kinderen luisteren in de woonkamer van de eng bemeten tweekamerflat ademloos mee. Mirzajanov: „Ik heb president Clinton over dit alles een persoonlijke brief geschreven. Ik heb hem om politiek asiel gevraagd voor mij en mijn gezin. Nee, ik heb nog geen antwoord gehad”.

(Leeuwarder Courant, 13-2-1993)

 

Verdacht politiek proces rond Russische chemicus

(Van onze redactie buitenland) AMSTERDAM – Begin deze week werd in Moskou het proces onderbroken tegen Vil Mirzajanov (59), een chemicus die in het verleden onderzoek heeft gedaan op het gebied van chemische en biologische wapens. De openbare aanklager wil een nieuw onderzoek in de zaak, waarbij de chemicus wordt beschuldigd van het publiceren van staatsgeheimen. De wetsartikelen waarop die aanklacht berust, zijn overigens nooit gepubliceerd. De zaak-Mirzajanov begon in oktober 1992, toen de inmiddels werkloze chemicus een artikel publiceerde in het Engelstalige weekblad Moscow News. Hij onthulde daarin dat hij vóór zijn ontslag had gewerkt aan de ontwikkeling van een chemisch wapen, dat werd aangeduid met de naam Novitsjok (Nieuwkomer). Novitsjok was volgens Mirzajanov een strijdgas, dat vijf maal krachtiger is dan alle tot nu toe bekende zenuwgassen. Het artikel meldde niet uit welke elementen het nieuwe gas was samengesteld, noch hoe het geproduceerd werd, maar de onthulling bracht de Russische autoriteiten wel in grote verlegenheid. Sinds 1987 hebben de Sovjetautoriteiten en hun Russische opvolgers luid verkondigd, dat zij de produktie van alle chemische en biologische wapens hadden gestaakt.

Maar kennelijk hadden zij verzwegen, dat er desondanks werd gewerkt aan nieuwe chemische wapens. Mirzajanov werd gearresteerd en opgesloten in de gevangenis Lefortovo in Moskou. Na twaalf dagen werd hij vrijgelaten en in staat van beschuldiging gesteld. Eind januari van dit jaar kwam de zaak voor een rechtbank in één van de buitenwijken van Moskou. Mirzajanov weigerde vrijwillig te verschijnen. “Dit wordt een schijnproces in de beste Sovjettraditie,” meende hij en hij verwees naar de nieuwe Russische grondwet, die het verbiedt ongepubliceerde wetten te gebruiken in een aanklacht. Hij werd opnieuw gearresteerd en ditmaal opgesloten in de zwaarbewaakte gevangenis Matrosskaja Tisjina. Van meet af aan werd het proces achter gesloten deuren gevoerd, tot groot ongenoegen van de Russische pers en van de organisaties voor mensenrechten als ‘Helsinki Watch’ en de Russische groep ‘Herinnering. Op één van de eerste dagen van het proces verzamelden zich enkele tientallen journalisten voor het gerechtsgebouw om een openbaar proces te eisen.

Ze werden verwijderd door agenten van het ministerie voor veiligheid, de opvolger van de KGB. Deze bezochten ook een aantal kranten om deze te ‘overreden’ af te zien van publikaties over de zaak. De correspondent in Moskou van de Amerikaanse Baltimore Sun werd zelfs meegenomen naar Lefortovo en daar langdurig verhoord. Daarop schreef het Russische dagblad Izvestia dat despotisme zichzelf handhaaft als het absurde wordt verheven naar het niveau van de wet. Deze week werd het proces dus onderbroken, maar Mirzajanov blijft voorlopig in hechtenis, zeer tot verontwaardiging van zijn verdediger, Alexander Asnis.

“Ik vind geen woorden om mijn teleurstelling onder woorden te brengen,” zei Asnis, nadat zijn cliënt geboeid de rechtszaal uit was geleid. De verdediger verwacht dat het nieuwe onderzoek ten minste een maand zal gaan duren. “Mirzajanov hoort helemaal niet in de gevangenis thuis.” Die mening lijkt ook een deel van de Russische regering toegedaan. De adviseur voor de nationale veiligheid van president Jeltsin, Joeri Batoerin, liet voor het begin van het proces al weten dat naar zijn mening de zaak tegen Mirzajanov ongrondwettelijk is. Maar kennelijk zijn er achter de schermen krachten werkzaam, die verhinderen dat de aanklacht wordt geseponeerd. De Amerikaanse Academie voor Wetenschappen in Washington, die de gebeurtenissen rond Mirzajanov op de voet volgt, heeft kernachtig het dilemma weergegeven waarvoor de chemicus zijn regering heeft gesteld: “Of de Russen ontwikkelen nieuwe zenuwgassen en hebben ons bedrogen, of zij doen het niet en dan hebben zij geen enkele grond om Mirzajanov te vervolgen.”

(Parool, 16-02-1994)

Geplaatst in Chemical weapons, Russian Federation, Soviet Union | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen

Defensie in het regeerakkoord kabinet Rutte-III

4.2 Defensie

De snel toenemende instabiliteit in de wereld waarin aard en omvang van dreigingen en crises in hoog tempo variëren, vergen een moderne en goed toegeruste krijgsmacht. Binnenlandse en internationale veiligheidsproblemen grijpen steeds meer in elkaar en steeds vaker zijn instabiele landen in de ‘ring van instabiliteit’ rondom Europa daarvan de oorzaak. Een veelzijdig inzetbare krijgsmacht die uitvoering kan geven
aan zijn grondwettelijke taken is het uitgangspunt. Daarvoor zijn investeringen nodig. De snel veranderende wereldorde vraagt van Nederland om in bondgenootschappelijk verband een relevante bijdrage te leveren om de internationale veiligheidsdreigingen het hoofd te bieden. In de eigen regio zal met Europese bondgenoten meer worden samengewerkt.

  • Het kabinet zal de investeringen in Defensie fors opvoeren. De investering loopt op tot ruim 1,5 miljard euro per jaar. De basisgereedheid wordt op orde gebracht, de operationele inzetbaarheid wordt vergroot en noodzakelijke investeringen in vervanging en vernieuwing van materieel worden toekomstbestendig
    gefinancierd.
  • Het kabinet komt met voorstellen om de voorspelbaarheid en schokbestendigheid van de Defensiematerieelbegroting te vergroten, zoals een specifieke prijsindex of een structurele oplossing voor valutaschommelingen.
  •  Het kabinet formuleert een veiligheidsstrategie waarin binnen- en buitenlandse dreigingen, waaronder terrorisme, het hoofd worden geboden en die de huidige Internationale Veiligheidsstrategie vervangt. Ook actualiseert het kabinet periodiek de Defensienota waarbij zij rekening houdt met het planningsproces van NAVO en EU en de strategische keuzes van belangrijke bondgenoten. De Defensienota zal leidend zijn voor langetermijn-besluitvorming over de aanschaf en noodzaak van grote wapensystemen. Om de flexibiliteit en inzetgereedheid van de krijgsmacht te vergroten wordt het concept van de adaptieve krijgsmacht in de komende kabinetsperiode concreet uitgewerkt.
  • Internationale militaire missies volgen uit een geïntegreerde buitenland- en veiligheidsstrategie. Bij besluitvorming moet er rekening mee gehouden worden dat militaire missies voor langere duur en in voldoende omvang kunnen worden aangegaan. De investeringen in de krijgsmacht zijn mede hierop gericht.
  • Het kabinet zet in op verdere voortzetting van bilaterale en Europese samenwerking op het gebied van gezamenlijk(e) aankoop van materieel, opzetten van gezamenlijke opleidingen en trainingen en het poolen van bestaand militair materieel.
  • Het kabinet zet het beleid voort om met gelijkgezinde landen verdere afspraken over concrete bi- en multinationale samenwerking te maken met als doel elkaar te versterken en de inzetbaarheid van de gezamenlijke krijgsmachten te vergroten door verregaande interoperabiliteit.
  • Nederland blijft er in Europees verband op aandringen dat er zoveel mogelijk level playing field gaat ontstaan. Dit schept ruimte voor Europese productie en verkoop en onze innovatieve industrie. Nederland houdt zich daarbij nadrukkelijk het recht voor om bij aanbestedingstrajecten op het gebied van defensie de hiervoor relevante bepaling van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (art. 346)
    ruimhartig te interpreteren vanuit het perspectief van nationaal veiligheids- en economisch belang.
  • Ten behoeve van militairen die een handicap, trauma of andere aandoening hebben opgelopen tijdens hun missies naar het buitenland wordt binnen de begroting van Defensie een Nationaal Fonds Ereschuld van 20 miljoen euro in het leven geroepen.
  • Nederland dient te beschikken over een krijgsmacht die opgewassen is tegen technologisch hoogwaardige tegenstanders. Daartoe investeert het kabinet in een forse uitbreiding van cybercapaciteit en technologie bij alle krijgsmachtonderdelen en versterkt zijn rol in de digitale beveiliging en bewaking van Nederland
    vanuit zijn grondwettelijke verantwoordelijkheid.

    (Bron: regeerakkoord Rutte-III, 10 oktober 2017)

Geplaatst in Defensie | Tags: , , | Een reactie plaatsen